Onze kleinkinderen in Israël worden tweetalig opgevoed. Zo hebben hun ouders besloten: onze jongste dochter en haar Israëlische man met hun baby van ruim vijf maanden, plus onze oudste dochter en eveneens Israëlische echtgenoot met twee kinderen. De partner van onze jongste spreekt geen Nederlands, die van onze oudste wel. Hij heeft ruim tien jaar in Nederland gewoond en gewerkt. Twee van de drie kleintjes zijn zo jong dat ze nog niet praten, al begint het dochtertje van onze oudste inmiddels woordjes te zeggen (majiem, lo rotsa en ook “hebben” en “hond”). Onze Israëlische kleinzoon, de oudste van het kleine grut, is ruim drie en spreekt al een hele mondvol Hebreeuws. Hij is in Amsterdam geboren en zat op een keurige peuterspeelzaal in Zuid, waar hij zijn eerste Nederlands leerde. Thuis spreekt zijn vader vanaf zijn geboorte Hebreeuws met hem, zijn moeder Nederlands. Als ze in Nederland waren gebleven, was het Nederlands ongetwijfeld de dominante taal van hem geworden. Doch zijn ouders besloten voordat hij twee werd, ons achterna te komen en ook in Herzliya neer te strijken. Sindsdien is Hebreeuws zijn dominante taal geworden. Hij begrijpt wel degelijk Nederlands, maar hij praat steeds minder in de taal van zijn moeder. Wat we ook proberen als ouder en grootouders. Opa en oma zegt hij wel, zij het met enig accent. De andere grootouders zijn saba en safta.
Er zijn meer Joodse stellen, zoals onze dochters, die het Nederlands willen doorgeven aan hun kroost, al ligt hun toekomst naar alle waarschijnlijkheid meer in Israël dan in Nederland. Daarnaast zijn er Nederlandse expats in dit land voor wie het van groot belang is dat hun kinderen kunnen instromen in het Nederlandse onderwijs als pappa en mamma weer terug gaan naar de groene delta aan de Noordzee. Voor hen is de Nederlandse school in Israël bedoeld. Kinderen kunnen zich het Nederlands eigen maken of verder uitbouwen in tweeënhalf uur les per week ná de gewone school. De school heeft drie locaties: Tel Aviv, Ra’anana en Atlit, onder Haifa. Aan de school zijn vijf leerkrachten verbonden en een hoofd. Op maandag is Tel Aviv aan de beurt, de dag daarna het nabij gelegen Ra’anana en op woensdag Atlit.
Dit soort informatie kregen we te horen van Sarah Navon-Hage, één van de leerkrachten aan de school. We kenden haar al vanuit Nederland en het was daarom nog leuker om haar enthousiaste verhaal aan te horen in de groep Joodse Nederlanders die regelmatig bij elkaar komt onder de paraplu van Elah, met betrokkenheid van Irgoen Oleh Holland. De groep, getooid met de oer Hollandse naam Jong Belegen (de meesten zijn de zestig wel gepasseerd), heb ik een eerdere column al eens ten tonele gevoerd.
Sarah is orthopedagoge. Dat beroep is hier ook bekend, zij het in de sfeer van het onderwijs, niet op hulpverleningsvlak. Zij is uiteraard heel blij met haar huidige baan, al deed ze in Nederland heel ander werk bij de Raad voor de Kinderbescherming. Zij vertelde dat de school zo’n zestig tot zeventig leerlingen telt. Ze zijn tussen de 3 en 12 jaar oud. De hogere leeftijden zijn wat uitgedund, want dan haken de kinderen veelal af. Mogelijk omdat het dan wat zwaar wordt naast het reguliere onderwijs. Dáár leren ze behalve vanzelfsprekend Hebreeuws, ook nog Engels en Arabisch.
Er is heel wat onderzocht en geschreven over tweetaligheid. Doorgaans wordt het als een voordeel beschouwd voor kinderen. Natuurlijk is het zwaarder dan het aanleren van één hoofdtaal, doch tweetaligheid is een soort hersengymnastiek, zei Sarah, en dat betaalt zich op één of andere manier uit. Nu is Nederlands geen wereldtaal, daarom is het eigenlijk handiger om naast Hebreeuws een internationale taal als Engels, Frans of Spaans te beheersen. Er zitten kinderen van expats op de Nederlandse school die niet naar het gewone Israëlische dagonderwijs gaan (vooral ook omdat ze geen echte binding hebben met Israël) , maar naar een Engelse of Franse school. Er zitten trouwens ook vaak Vlaamse kinderen op de school, alleen toevallig nu even niet.
De Nederlandse school geeft tevens onderwijs aan volwassenen. Dat is echter een soort toegift. Het belangrijkste is het onderwijs aan kinderen.
De Nederlandse school is aangesloten bij de particuliere stichting Nederlandse Onderwijs in het Buitenland (NOB). De Onderwijsinspectie komt eens in de vier jaar langs, dus vrijblijvend is het rooster niet. Het aantal lesuren ligt vast: 100 uur per jaar, wat neerkomt op veertig lessen van 2,5 uur per week. De school zorgt ook voor culturele activiteiten, zoals Koningsdag en Sinterklaas. Het lesgeld is wat pittig, maar beslist niet onredelijk te noemen. Het is gewoon de kostprijs. Voor het eerste kind betaal je 3.650 sjekel (circa € 860), voor de volgende kinderen minder.
Koningsdag 2018
De inspectie is juist weer langs geweest, vertelde Sarah. Ze kwamen er goed vanaf en ze kregen onder andere te horen dat de school best uniek is. Van de 200 Nederlandse scholen in 115 landen met 13.500 kinderen is dit de school met kinderen die vaak blíjven, dus niet terugkeren naar Nederland. De alija zorgt voor een bijzondere situatie.
Overigens valt in het officiële verslag van de NOB te lezen dat de Nederlandse scholen in het buitenland het moeilijk hebben. Bezuinigingen en een daling van het aantal leerlingen vanwege de slechtere wereldeconomie, wat tot minder expats leidde. Inmiddels hebben de Nederlandse scholen over de grens er weer wat geld bijgekregen van de rijksoverheid.
Het laat zich raden waarom de ouders kiezen voor het doorspelen van het Nederlands: opa en oma willen met hun kleinkinderen kunnen (blijven) spreken. Persoonlijk zou ik het geen probleem vinden Hebreeuws te (leren) spreken met de kleinkinderen. We hebben van onze dochters echter het uitdrukkelijke verzoek gekregen Nederlands met hen te praten. Dus dat doen we (al ga ik wel eens de fout in door er een enkel woordje Hebreeuws doorheen te gooien). We lezen ook Nederlandse boekjes met hen, zingen Nederlandse liedjes of we laten die horen en zien via YouTube.
Op de Nederlandsche school maken ze trouwens ook gretig gebruik van moderne communicatiemiddelen, zoals vanzelfsprekend de PC met leerzame computerspellen. Sarah vertelde dat zij wel eens wat doet met Klokhuis, vanwege de afwisseling. Daar worden allerlei wetenschappelijke en andere weetjes behandeld op een eenvoudige en leuke wijze. De natuur is ook een belangrijk item voor Klokhuis, net zo goed als algemene items als oorlog. Ik zag dat Anne Frank vrij uitgebreid is besproken door Klokhuis. Als je zoekt naar “Israël”, “Joden” of “Palestijnen” op Klokhuis dan komen er geen treffers tevoorschijn. Daar wagen ze zich niet aan.
Daarvoor moet je bij het Jeugdjournaal zijn, waar de Nederlandse school overigens niks mee doet. Het gaat wel eens mis met het Jeugdjournaal, zoals de keer dat het Israël de schuld gaf van de ellende in Gaza. Dat hebben ze later moeten rectificeren. Het lag niet alleen aan Israël, werd gesteld in de rectificatie, ook Egypte werd schuldig verklaard, net als, niet te vergeten, de Palestijnse leiders zelf.
We zijn als grootouders benieuwd of onze kleinkinderen in de nabije toekomst ook naar de Nederlandse school zullen gaan. Het is uiteraard niet gering om het erbij te doen naast het gewone onderwijs. Anderzijds leren ze dan niet alleen Nederlands spreken en luisteren; ook schrijven en lezen krijgen een forse stimulans. Langs die weg behouden ze een band met het verre land in Europa waar hun moeders geboren zijn en vandaan komen. En waar Joden eeuwenlang een vreedzaam bestaan kenden, al weten we maar al te goed dat er ook andere tijden geweest zijn.