Lang geleden klopten mijn vrouw en ik aan bij de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam om lid te worden. Eén van de rabbijnen vroeg of we het wel zeker wisten. Als bewust levende Jood word je ongetwijfeld geconfronteerd met antisemitisme, hield hij ons voor. Met mijn achternaam, antwoordde ik, ben ik dat wel enigszins gewend.
In het christelijke Katwijk waar ik vanaf mijn zesde opgroeide, werd ik als import bewoner vanwege mijn achternaam vaak met een mengeling van ingehouden nieuwsgierigheid en wat jaloerse bewondering aangekeken. Daar houden ze wel van Joden, Gods oude volk. In Amsterdam, waar ik psychologie ging studeren, was de sfeer totaal anders. Ook in die tijd al (eind jaren zestig) had Israël, de zionistische entiteit, het gedaan.
Dat zat me niet lekker, maar na mijn tijd bij de zionistische jeugdvereniging Haboniem had ik het jodendom wat naar de achtergrond gedrukt. Het waren de jaren zestig van de popcultuur, dus flower power en ‘iedereen was gelijk’. Ik kwam er al vrij snel achter dat die gedachte een vrome wens was, want de één was meer gelijk dan de ander. En Joden, dat was overduidelijk, hadden géén gelijk.
Regelmatig heb ik me afgevraagd waardoor het kwam. Ik kan geen duidelijk moment of een duidelijk voorval vinden. Feit is wel dat mijn Joodse gevoel steeds sterker begon op te spelen toen de flower power-periode afliep. Al heeft het jaren en jaren geduurd voordat mijn vrouw en ik de stap zetten naar de LJG. Kennelijk was het daarvoor eerst nodig dat mijn vader overleed en dat we kinderen kregen, waarna de vraag was: wat geven we hun mee?
Geven we de Joodse erfenis met van alles erop en eraan door? Of kiezen we voor assimilatie, zoals mijn broer z.l.? deed. Hij wilde volledig opgaan in zijn niet-Joodse omgeving. Zijn achternaam en het jodendom waren daarbij een sta in de weg. Hij verwierp dus de erfenis. Niettemin kreeg hij van tijd tot tijd toch te maken met risjes, omdat hij Polak heette.
Het zijn nu opnieuw moeilijke tijden voor Joden en Israël. Op het moment dat ik dit schrijf staan Israëlische grondtroepen voor de poorten van Gazastad. Ik houd mijn hart vast. Niet zozeer vanwege de afkeuring door (de media in) de wereld over de militaire campagne van Israël tegen Hamas. Die is al lang niet meer te stuiten. Nee, ik vrees voor de levens van Israëlische soldaten. En ja, ook voor die van Palestijnen (hoeveel?) die niet achter Hamas staan. Israël heeft Gazaanse burgers opgeroepen naar het zuiden te vertrekken, want het noorden van Gaza is tot oorlogszone verklaard. Israël heeft geen belang bij burgerslachtoffers, Hamas wel.
Op de Nederlandse tv heeft Sonja Barend uitgeroepen dat het moet stoppen. Hamas moet weg, dat geeft ze toe, maar niet zó! Hoe dan wel, mevrouw Barend? Als iemand die Israël kent, zou ze toch iets beter moeten weten; dat het zo echt niet langer verder kan met Hamas. Ze zou toch moeten weten dat de Israëli’s niet steeds wéér raketten over zich heen wil hebben. En Israël wil zeker niet dat Hamas Gaza kan blijven overheersen en zich na deze zoveelste oorlog opnieuw kan herstellen. Zodat ze nog weer wat sterker uit de strijd kunnen komen voor een volgende moorddadige actie tegen Israël. Genoeg is genoeg.
Volkskrant-columnist Arie Elshout begrijpt het beduidend beter. Zouden zijn inzichten Sonja Barend uit de droom kunnen helpen?
Ook Max Pam doet een duit in het zakje. Hij is onder andere columnist, auteur en een zeer verdienstelijk schaker. Zijn vader was Joods, een diaspora-Jood, van zionisme moest hij helemaal niks hebben en dat geldt ook voor zoonlief. Pam noemt zich met een zekere trots een assimilant. Hij kan zich slechts met het jodendom vereenzelvigen als er antisemitisme om de hoek komt kijken, zo is mijn indruk. Die houding herken ik, mijn broer z.l. was er ook zo een.
In zijn column van 13 oktober in HP/De Tijd schrijft Pam over het Israël na 7 oktober, na de afschuwelijke slachtpartij van Hamas en de plunderingen daarna door gewone Gazanen. Hij noteert onder andere: “In de worsteling om het bestaan is niet alles moreel geoorloofd. Dat op een paar kilometer afstand van de grens met Gaza een festival wordt gehouden, waarvan de deelnemers naar eigen zeggen feest aan vieren waren onder paradijselijke omstandigheden, laat zien dat de Israëlische samenleving geheel uit het oog is verloren wat er wordt aangericht achter die grens in Palestijns gebied.”
Dus omdat Hamas de bevolking van Gaza terroriseert (Israël verliet de Gazastrook volledig in 2005, zonder blokkade, die kwam pas later), mogen Israëlische jongeren geen feestje houden? Als Hamas een slachtpartij aanricht onder de jongeren die op dat festival waren afgekomen dan is dat hun eigen schuld, dikke bult, omdat ze niet zouden weten hoe Gazanen leven? Rechtvaardigt dat in de ogen van Pam de moordpartij en de verkrachtingen op dat festivalterrein? Meen je dat nou serieus, Max Pam?
Toen ik onder die column op zijn Facebook schreef dat hij zich diep en diep moest schamen voor zo’n opmerking, kreeg ik het volgende terug: “Arme kerel. Ik ben dol op mensen die vinden dat anderen zich (diep en diep) moeten schamen. Ga gerust door met uw 180-jarige oorlog.” Waarna hij mijn tekst op zijn Facebook weghaalde. Zielig toch?
Dat Pam weinig benul heeft van Israël en Israëli’s (hij mijdt het land als de pest) blijkt uit wat hij verderop schrijft: “De misdadige aanval van Hamas was niet de verrassing. De verrassing was dat die als een verrassing werd ervaren. Als je er goed over nadenkt, is het eerder opmerkelijk dat het zo lang heeft geduurd voordat zo’n moordpartij plaatsvond. Het viel te verwachten en vroeg of laat moest die een keer komen.”
Anders dan Pam denkt, weten Israëli’s heel goed wat Hamas met Israël en Joden voor heeft. Vandaar onder andere dat dure elektronische hekwerk om de barbaren tegen te houden. Wat op 7 oktober dus faliekant is mislukt. Israël heeft eerder gezien wat er bijvoorbeeld in 2000 gebeurde met twee reservisten, toen die verdwaalden en in Ramallah door een woedende meute Palestijnen werden gelyncht. De beschrijving daarvan tart ieder normaal voorstellingsvermogen. En ook herinneren Israëli’s zich nog heel goed wat er is gebeurd met de Israëlische Olympische ploeg die door Palestijnen in 1972 werd gegijzeld (één gedode atleet werd ontmand). En ga zo maar door.
De verbijstering betreft niet de wreedheid van Hamas, beste Max Pam, het gaat om het akelige feit dat het leger dat niet wist te voorkómen. Dat de Hamas-terroristen urenlang hun gang konden gaan en de bewoners van de streek rond Gaza totaal onbeschermd waren.
Veel respect daarentegen heb ik voor Jaïr Stranders, theatermaker en filosoof, die in een ingezonden stuk in Trouw aangeeft hoe hij zich als Jood in linkse kring in de steek gelaten voelt. Wat hij naar voren brengt geldt voor de gehele Joodse gemeenschap. De vanzelfsprekendheid waarmee men opkwam voor de Oekraïners nadat die bruut werden overvallen door Poetin en zijn bende, die solidariteit heeft amper één tot twee dagen na het bloedbad op 7 oktober geduurd toen het om Israël ging.
Nadat Israël terugsloeg om een einde te maken aan de voortdurende raketbeschietingen – en als het even kan ook aan moordenaarsregime van Hamas – en er onvermijdelijk burgerdoden vielen (waar zijn de schuilkelders in Gaza?), schoten velen weer terug in hun vaste groef: Israël en die Joden hebben het allemaal gedaan! En jullie Joden alleen!