Morgenavond is het Dodenherdenking in Nederland. Altijd loodzwaar. Als bestuurslid van JONAG (Joodse Naoorlogse Generatie) heb ik diverse malen de officiële herdenking bijgewoond in de Nieuwe Kerk, met daar achteraan de kranslegging bij het nationaal monument op de Dam. Eerst deed ik het niet, daarna zette ik mijn keppel op bij die gelegenheid.
Omdat het een Joods schrikkeljaar is, viel Jom Hasjoa laat (op 2 mei.) Bijna gelijk met de vierde mei. Voor mij had Jom Hasjoa veel meer betekenis dan de vierde mei. Nu we in Israël wonen, is dat nog sterker zo. Rond de meidagen beseft Nederland dat er ook hele andere tijden waren, met niets ontziende buitenlandse bezetters: de Duitsers van toen, die zich in groten getale met huid en haar hadden overgegeven aan hun nazistische leiders. Nederlanders hadden enigszins geluk bij een ongeluk, want de nazi’s beschouwden hen als een verwant Germaans volk. Joden telden, zoals bekend, in het geheel niet mee. Die werden gezien als minderwaardig, als ‘Untermenschen’. Dat gold ook voor Sinti en Roma.
In Israël is vanzelfsprekend geen aandacht voor de Nederlandse vierde mei, des te meer voor Jom Hasjoa. Het land staat dan collectief twee minuten stil om tien uur ’s morgens. ELAH, organisatie voor psychische hulp en steun, organiseerde weer de jaarlijkse herdenking in Herzliya. Voorts was in samenwerking met de IOH (Irgoen Oleh Holland, de immigrantenvereniging van Nederlandse Joden) de bijzondere filmvoorstelling The Forgotten Soldier te zien in de Cinematheques in Jeruzalem en in Haifa. De documentaire gaat over de verzetsdaden van Sally Noach z.l. in Lyon, die met veel bluf voor elkaar kreeg dat tal van Nederlanders konden ontsnappen naar bevrijd gebied. Bij beide voorstellingen waren zijn dochter en zoon aanwezig.
Het grote verschil met Jom Hasjoa in Nederland is dat het daar een particuliere herdenking is van een minderheid. Jom Hasjoa in Israël is een nationaal gebeuren. Hier wordt deze treurdag meestal aangeduid met de volledige naam: Jom Hazikaron Lasjoa Velagevoera (dag ter herinnering aan de grote ramp en het heldendom). Hij was oorspronkelijk gekoppeld aan de datum van de opstand in het getto van Warschau. Later is de datum vanwege Pesach ietwat verplaatst.
In Israël gaat het niet alleen om verleden en slachtofferschap. Het gaat ook om moed en verzet. Latent spelen tevens het heden en de ongewisse toekomst van het land en het volk een rol. Zo’n ramp als zich toen voor Joden – en anderen – in Europa voordeed, kan zich in deze regio opnieuw voltrekken. Het Joodse land heeft sinds de oprichting – en zelfs daarvoor – geen volwaardige vrede gekend. Het is bij voortduring door de buren met vernietiging bedreigd – en dat gaat ‘gewoon’ door. Niets is in deze roerige regio vanzelfsprekend. En dat geldt bij uitstek voor het in deze contreien gehate zionisme, dat bij het Jodendom hoort als fruit bij een boom. De onderlinge oorlogen en burgeroorlogen in deze door de islam gedomineerde regio laten zien hoe men elkaar in wreedheid weet te overtreffen. Er is weinig fantasie voor nodig om te bedenken wat er zou gebeuren als dit land na ongetwijfeld eerst te zijn bestookt met talloze raketten, vervolgens onder de voet zou worden gelopen door Hezbollah of andere Jodenhaters. Zoiets zal met alle middelen moeten worden voorkomen.
Jodendom vergelijk ik wel eens met een erfenis. Erfenissen kun je aanvaarden of verwerpen. Het Jodendom is echter niet zomaar een erfenis, het is een beladen erfenis. Die beladenheid komt niet zozeer door de Joden zelf (al zijn de 613 mitswot best zwaar), het is vooral niet-Joden aan te rekenen. Die hebben het Joden door de eeuwen heen steeds moeilijk gemaakt om allerlei redenen. Niet dat alle niet-Joden antisemieten zijn, chas wechalila (God verhoede), maar er zijn meer dan genoeg gojiem (volkeren) geweest die het op Joden gemunt hadden.
Niet zo raar dat nogal wat Joden het Jodendom vaarwel hebben gezegd. Bekijk het maar met je erfenis: ik pas. En tegelijkertijd net zo goed niet vreemd dat veel Joden ervoor kozen desondanks Joods te blijven, of om het Jodendom na de Sjoa nieuw leven in te blazen in plaats van verder te assimileren, zoals voor de Tweede Wereldoorlog velen deden. Het Jodendom heeft ook veel moois te bieden, wat tot je doordringt nadat je je erin hebt verdiept – of wanneer je ermee bent opgegroeid.
Het antisemitisme is enerzijds een grote bedreiging voor het Jodendom, anderzijds drijft het Joden bij elkaar. Inclusief degenen die op weg waren om op te gaan in de niet-Joodse wereld, wat hen nogal eens niet werd gegund.
Als lid van de naoorlogse generatie heb ik ontzag voor mensen die de Sjoa hebben weten te overleven en na die grote ramp min of meer trouw zijn gebleven aan hun Joodse erfenis (לדור ודור ledor vador – van generatie op generatie). Mijn ouders, die de Tweede Wereldoorlog buiten Europa hebben overleefd, hebben mijn broer en mij niet de zware last meegegeven die veel Joodse generatiegenoten in Nederland wel hebben ondervonden. Toch kregen we er meer van mee dan me lief was. Het heeft me wat jaartjes gekost om mijn agressiehouding beter op orde te krijgen. Want je afzetten tegen je ouders die al zoveel hadden meegemaakt, dat deed je liever niet als tweede generatiepuber. Dat verdienden ze niet. Dus slikte je je puberale boosheid tegen je ouders in, wat niet zo normaal is.
Alle eer aan hen die het verhaal van de Sjoa, hun verhaal, overeind hebben gehouden. Zo kwam ik de persoonlijke geschiedenis van Lous Steenhuis-Hoepelman, onze vroegere overbuurvrouw in Amsterdam, tegen op joodsamsterdam.nl. Na enig zoekwerk ontdekte ik daarna de oorlogsverhalen van haar en vele anderen. Sommigen ken ik slechts via de media, zoals de Ajaxied Salo Muller. Anderen ontmoette ik in besturen of commissies waar ik in zat. Het zijn allemaal schrijnende verhalen, die stuk voor stuk grote indruk maken.
Met Lous Steenhuis-Hoepelman heb ik heen en weer gemaild over wat Jodendom voor haar inhoudt, omdat ik bezig was met een artikeltje over Joodse identiteit voor ALEH, het blad van de IOH. Dat leidde tot een ontboezeming van haar kant van niet minder dan tien kantjes. Mede bedoeld voor haar eigen kinderen. Als ik zulke verhalen lees, zwijg ik stil als lid van de naoorlogse generatie. Wat heeft mijn generatie dan toch een ongelooflijke mazzel gehad.