Inmiddels zitten mijn vrouw en ik al een paar weken in een vervolgklas van de Hebreeuwse les bij oelpan Gordon in Tel Aviv (zie ook mijn eerdere column: Oelpan). Irith zit in kita ב (beth) en ik in ג (gimmel, met harde g zoals in “to go”). Haar klas met gepensioneerden bleek te bestaan uit een paar leerlingen van haar oude klas en anderen die een stuk verder bleken te zijn. Daarom moest er een test worden afgenomen. Gelukkig mocht ze blijven, de uitslag was goed.
Mijn klas bestaat voornamelijk uit jongeren plus enkele ouderen, zoals ik. Net als in de vorige klas veel Russisch sprekenden, niet alleen uit Rusland, maar ook uit andere zelfstandig geworden staten van de voormalige Sovjet-Unie. Daarnaast veel Fransen, een enkele Italiaan en zowaar twee leerlingen uit Turkije en één uit Brazilië. Je kan aan de samenstelling van de klas merken waar het voor Joden begint te knellen of al langer niet helemaal oké was. Welvaart speelt ook mee, want de Russisch sprekenden komen tevens voor de relatief hogere welvaart in Israël, denk ik. Zionisme speelt ongetwijfeld een rol. Zeker bij een aardig Amerikaans-Joods meisje in de klas. Zij kwam naar Israël voor de liefde van haar leven plus warme gevoelens voor het vaderland van haar Israëlische vriend.
Was Sara van mijn vorige klas al een prima lerares, Ramit is zelfs nog beter. Ze spreekt snel Hebreeuws, maar kiest haar woorden met zorg op ons niveau. Daardoor is zij goed te volgen, al versta ik niet alles. Bij de eerste les deelde ze een tekst uit met spelregels en tips. Bijvoorbeeld: afmelden als je niet komt en een websiteadres van het ministerie van Onderwijs, speciaal voor oliem (immigranten). Het barst op die website van de oefeningen die je op de PC kunt doen. In de tekst (drie pagina’s) waren ook de vakanties opgenomen. Dat was in de vorige klas steeds een verrassing. Sara kwam steeds pas vlak vóór de vakanties met de mededeling dat er eventjes geen lessen waren.
Ook in deze klas blijken de meesten nog maar moeizaam Hebreeuws te spreken. Door de zenuwen maakte ik in het begin een paar forse fouten, zowel bij het spontaan spreken over een onderwerp dat werd aangereikt door Ramit als bij het nalopen van het huiswerk. Ik heb het idee dat Ramit mij om die reden regelmatig overslaat. Als ze af en toe vraagt hoe een woord in het Russisch en het Frans wordt uitgesproken (ze houdt van talen, ze zit op Portugese les) interesseert het haar nauwelijks hoe het in het Nederlands klinkt. Ik moet steeds inbreken om dat te vertellen en soms lukt dat niet eens. Jammer want daardoor missen zij en de klas wel iets naar mijn idee. Zo is het Hebreeuwse woord voor dak (גג, uitgesproken als gag, met een harde, Engelse g) in het Nederland bijna hetzelfde. In de andere talen klinkt het totaal anders. Roof, toit of kрыши (kryscha, in het Russisch) is hele andere koek.
Het is grappig te constateren dat de groep die eerst uit losse individuen bestond die niks met elkaar hadden, steeds meer een gezellige eenheid vormt. De taalgrenzen zorgen wel voor splitsing in de pauze. De Fransen zoeken elkaar direct op, wat ook geldt voor de Russisch sprekenden. Anderen, zoals ik, vermaken zich met hun iPhone. Ik heb nog geen Nederlanders ontdekt op mijn lestijden.
Regelmatig bespreekt Ramit iets uit de Israëlische actualiteit, zoals de Joodse feestdagen en de herdenking van de moord op Rabin. Ze slaagt erin om lastige onderwerpen eenvoudig onder woorden te brengen, waarbij toch sprake is van enige diepgang. Ze is sowieso een wonder als het gaat om het uitleggen van (werk)woorden. Van tijd tot tijd staat ze te springen voor de klas of maakt ze andere gekke bewegingen om iets uit te leggen. Het is haar eer te na om in het Engels te zeggen wat iets betekent. Tekeningetjes op het bord helpen ook. Soms snap ik het dan nog niet en dan biedt Google uitkomst. Ramit vindt het helemaal niks als we tijdens de les gaan googelen voor de vertaling.
Hoewel het Hebreeuws van Irith en mij langzaam vooruitgaat, is het volstrekt onvoldoende om het meeste op straat, in winkels en op radio en televisie te volgen. Spreken lukt wel, in eenvoudige zinnetjes. De ongeduldige Israëli’s schakelen echter gelijk over op Engels – als ze dat beheersen – wanneer ze merken dat dat sneller gaat. Ik blijf het dan toch in het Hebreeuws proberen, waardoor er komische duetten ontstaan van mijn brabbel-Hebreeuws en hun brabbel-Engels (of beter).
Het lastigste is dat de (werk)woorden bijna niet zijn te koppelen aan het Nederlands of een andere Europese taal. Semitische talen gebruiken totaal andere woorden. Bovendien hebben veel woorden veel weg van elkaar, wat in het Nederlands overigens niet anders is. Wat hebben “beter, meter, veter en Peter” bijvoorbeeld met elkaar te maken behalve klankverwantschap? Het is dus iedere dag stampen en nog eens stampen plus steeds maar weer herhalen om te voorkomen dat woorden snel wegzakken – en dat gaat echt heel snel. In gesprekken met andere oliem hoor ik wel eens dat sommigen het maar hebben opgegeven en vooral Engels spreken, zeker als ze in een Angelsaksische bubbel wonen. Het is ook wel dodelijk vermoeiend en vertragend als je een vervoeging van een werkwoord eerst in gedachten moet aflopen voordat je er iets uitkrijgt in de tegenwoordige, verleden of toekomstige tijd. Het is pure hersenpijniging.
Om de woorden erin te krijgen, maakte ik in het begin veel gebruik van ezelsbruggetjes; soms waren die ingewikkelder dan het te onthouden woord. Inmiddels begint klankverwantschap ook een rol te spelen bij het memoriseren van woorden. En nu is het al zover dat de grammaticale mogelijkheid een werkwoord te koppelen aan een zelfstandig naamwoord (of andersom) een flinke steun geeft. De stam van (werk)woorden, meestal bestaande uit drie medeklinkers, is een fantastisch houvast in het Hebreeuws.
Wat betreft de ezelsbruggetjes, die altijd sterk persoonlijk getint zijn (Irith heeft weinig aan de mijne), een voorbeeld: het woord voor ei is ביצה (beetsa), dat voor moeras is בצה (bitsa), dus denk ik aan altijd aan rotte eieren wanneer ik het woord voor moeras probeer terug te halen.
Als het om klankverwantschap gaat: ik kende al het woord voor kat (חתול chatoel). Het woord voor luier is (חיתול chitoel). Het heeft niets met elkaar te maken, doch de klank van de woorden lijkt op elkaar, waardoor ik het nieuwe woord beter kan onthouden.
Het Hebreeuws heeft een uitgekiend systeem om van werkwoorden zelfstandige naamwoorden te maken, wat trouwens ook in het Nederlands kan: “ontmoeten” leidt tot “ontmoeting”. Op dezelfde manier kan je in het Hebreeuws van ontmoeten, lifgosj (לפגוש), volgens een vaste regel pgisja (פגישה) maken. Helaas barst het van de uitzonderingen. Plus dat de regel voor de omzetting afhankelijk is van de groep waarin het werkwoord thuishoort en daar zijn er enkele van (samen vormen ze de binjanim ofwel het bouwwerk). Als je de regel kent, kan je bijvoorbeeld van het woord inenting (חיסון chisoen) een werkwoord maken: לחסן (lechaseen) is inenten. Of andersom.
Het werkwoord lechaseen hoort bij een andere groep dan lifgosj. In het Nederlands heb je net zoiets: monteren leidt tot montage, een ander soort afleiding dan bij “ontmoeting”.
Het leren van het Hebreeuws vinden we allebei best leuk, al gaat het moeizaam én op kruipsnelheid. Het leren is echter geen doel op zich, we leren de taal natuurlijk om die te gebruiken in het dagelijks leven.
Dankzij mijn handigheid met Internet is het geen probleem geld over te maken voor diverse energierekeningen, de gemeentelijke belasting, de autovergunning en meer van dat soort zaken. In Israël is dat allemaal geautomatiseerd, zij het anders dan in Nederland. Hebreeuwse websites met belangrijke informatie, zoals de website van onze bank, vertalen we met Google Translate. Afspraken maken met de huisarts of andere artsen doen we via Internet. Hebreeuwse brieven, berichten via e-mail en dergelijke over belangrijke zaken ontcijferen we ook op die manier. Google Translate is onmisbaar voor ons, al zijn de vertalingen vaak niet om over naar huis te schrijven. Met enige kennis van het Hebreeuws lukt het veelal toch de juiste betekenis te ontdekken. Zo niet, dan zijn er nog altijd de Israëlische schoonzonen of kennissen! En als je ergens persoonlijk langs gaat, wordt je altijd goed geholpen, zelfs in het Engels, is onze ervaring tot nog toe.
Er zijn gelukkig ook digitale woordenboeken via de iPhone te raadplegen. Meesjouwen van dikke fysieke woordenboeken is eigenlijk onmogelijk als je op stap bent. Regelmatig maak ik een foto van een Hebreeuwse tekst (zoals van producten in de supermarkt of op een reclamezuil) met de iPhone om de foto vervolgens in de vertaler te stoppen. Ook Hebreeuwse krantenkoppen kan je op die manier tot leven wekken in het Nederlands of Engels. Berichten uit kranten als Ha’aretz of Yediot Achronot, die op het scherm van mijn iPhone verschijnen, lenen zich voor dezelfde bewerking. En zowaar, het komt ook steeds vaker voor dat een tekst of krantenkop aardig te volgen is (artikelen lezen is nog veel te vermoeiend). Dat geeft een heel goed gevoel. Daar doen we het voor.
Het spannendst is het voeren (nou ja, voeren …) van telefoongesprekken in het Hebreeuws, want alle helpdesks die ik tot nog toe aan de lijn had, weigeren Engels te spreken. Met gespitste oren probeerde ik kort geleden het Hebreeuws te ontrafelen van een vriendelijke dame van Pazgas, het nutsbedrijf voor gasvoorziening, die me belde. Af en toe hakkelde ik wat terug. Pazgas had iets twee keer afgeschreven van onze bankrekening door een onhandigheid mijnerzijds en ik had om terugbetaling verzocht (een mailtje sturen in het Hebreeuws gaat beter want dan heb je de tijd om na te denken en dingen op te zoeken). Die dame maakte me duidelijk dat het zou worden teruggestort, maakte ik uit haar woorden op. Heel netjes dat ze belde vanwege mijn mailtje; ik heb haar beleefd bedankt. En ja hoor, ruim een week later kwam de betaling retour.
Zo slaan we ons door het Israëlische leven heen als steeds beter geoefende analfabeten, want dat zijn we. Elke dag leren we woordjes (vooral uit My Dictionary for Children) en steeds meer werkwoorden, en we proberen vaker in het Hebreeuws te converseren (dus luisteren én spreken). Het is een soort van communistisch meerjarenplan, hopelijk wordt het nog wat met ons Hebreeuws in de toekomst.