In de tijd dat ik net bij een Riagg in Den Haag was gaan werken, brak de eerste intifada uit. Ik kan me goed herinneren dat op televisie te zien was dat Israëlische soldaten Palestijnen met stenen bewerkten. Het waren vrij vage beelden, want ze waren van ver gefilmd. Toch was goed te zien dat de soldaten in het open veld zojuist gevangengenomen Palestijnse leeftijdgenoten aan het slaan waren. Kort daarvoor had premier Rabin z.l. nog gezegd dat Palestijnen “de botten moesten worden gebroken”. Weinig verheffend en ik schaamde me daar voor. Al wist ik heel goed dat Palestijnen ook geen lieverdjes zijn en nog ergere dingen hebben uitgehaald, zoals de moordpartij op Israëlische reservisten die de weg kwijt waren geraakt gedurende de tweede intifada.
Tijdens de lunchpauzes bij de Riagg ging het meestal over vakanties en andere aangename bezigheden. Toen het weer eens over buitenlandse reisbestemmingen ging, zei een secretaresse dat wat haar betreft een vakantie naar Israël niet aan de orde was. Ze zou ook niet naar Zuid-Afrika gaan, vanwege de Apartheid.
Het was best een aardige meid. Ze zat bij mij in de redactie van het personeelsblad. Ze was wat alternatief, en vooral heel links. Ze had Sociale Academie gedaan, maar was niet aan de bak gekomen met die opleiding. Ik liet voorzichtig merken dat ik andere ideeën en gevoelens had over het Joodse land dat zij zo verfoeide. Ik heb heel wat keren op het werk of waar dan ook Israëls daden – soms zelfs een beetje tegen beter weten in – verdedigd of ten minste van achtergrondinformatie voorzien.
Gedurende mijn interreligieuze dialoogactiviteiten vanuit de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam (dat was vele jaren later) kwamen ook van tijd tot tijd discussies over Joden én Israël langs. Dat gebeurde niet alleen met externe dialoogpartners, het speelde net zo goed intern als we onder elkaar waren binnen de LJG-dialoogcommissie en onze dialoogcontacten aan het evalueren waren. In die tijd heb ik extern nog wel eens wat over me heen gekregen, want ik liet Israël niet zomaar vallen om de lieve vrede met onze dialoogpartners te bewaren. Geen van de Joodse dialoogbetrokkenen bij de LJG was daar overigens toe bereid. Allen etaleerden zich als zionist in de contacten naar buiten. De interne discussies gingen meer om de vraag wat je in dit opzicht van de externe dialoogpartners mocht verwachten.
Van Marokkaanse zijde werd me ooit verweten dat ik toch wel een hard core zionist was, wat een manier was om me op een zijspoor te krijgen. Het maakte niet uit dat ik uitging van de twee staten-oplossing en dat ik best snapte dat Palestijnen in de voetsporen van Israël wilden treden en een eigen staat wilden hebben. Oók een eigen staat, benadrukte ik dan altijd. Náást Israël, als overwegend Joodse staat met een aanzienlijke Arabische minderheid die voor de wet gelijk is – al kan je kanttekeningen maken bij de praktijk daarvan. Dat mij fervent zionisme werd verweten, kwam – meen ik – niet zozeer doordat ik hardnekkig vasthield aan het bestaansrecht van Israël als Joodse staat (de enige ter wereld). Het kwam vooral omdat ik weinig trek had samen op te trekken met mensen of organisaties die Israël liever vandaag dan morgen wilden zien verdwijnen. Het kwam daarbij niet zelden voor dat heel vroom werd gezegd dat men van de twee-statenoplossing uitging; in de praktijk bleek daar in mijn ogen weinig van. Bijvoorbeeld als men zei vierkant achter de BDS-beweging te staan of niets, maar dan ook werkelijk niets goed te vinden aan Israël. Wat het ingewikkeld maakte, is dat men voortdurend riep niks tegen Joden te hebben, het ging hen “alleen” om de Joodse staat.
Nadat mijn vrouw en ik serieus gingen nadenken over een eventuele alija na of rond de pensionering hebben we allerlei argumenten pro en contra tegen het licht gehouden. Veel daarvan waren puur praktisch en persoonlijk. Eén van de meest pregnante praktische vragen was of het financieel haalbaar was om in dit vrij dure land te gaan wonen; in ieder geval als het om woonkosten en ‘luxeartikelen’ als een auto gaat. Meer persoonlijk vroegen wij ons af hoe het zou voelen om buiten Nederland te leven, ver van vrienden en familie, in een land waar we niet zijn opgegroeid en waarvan we de taal helaas nauwelijks machtig zijn. Ook al gaat het om het Joodse land, waar iedere Jood zich thuis zou moeten kunnen voelen.
De vraag of het wel ‘oorbaar’ is om naar Israël te verhuizen, hebben wij nauwelijks aangestipt. Voor veel Joden is dat totaal geen vraag. Voor sommigen wél, vanwege de ontstaansgeschiedenis en de politiek jegens de Palestijnen – zowel binnen de Groene Lijn als op de Westoever en andere na de Zesdaagse Oorlog ‘bezette’, of zo je wil ‘bevrijde’ gebieden (niet mijn terminologie). Er zijn zelfs Israëli’s vertrokken uit hun vaderland vanwege bezwaren die je kunt hebben tegen de “Israëlische bezettingspolitiek” en de steeds rechtser wordende sfeer. Een bekend geval is de historicus Ilan Pappe.
Het veiligheidsvraagstuk was voor ons een serieuzer issue. Gelukkig heeft dit land om te overleven een sterke krijgsmacht. Hard nodig want Iran, Hezbollah en Hamas dreigen voortdurend dit land een kopje kleiner te maken. Ze zullen hun woorden graag in daden omzetten.
Israël is internationaal door zeer veel landen volledig erkend, het is nota bene met de zegen van de Verenigde Naties opgericht. Het is een rechtsstaat én een democratie, zij het (nog) niet volmaakt. En Israël heeft bij voortduring getracht tot vrede te komen met de Arabische én de islamitische wereld. Met enkele landen is dat inmiddels gelukt, al staan Egypte en Jordanië niet bekend om hun warme gevoelens jegens Israël. Op allerlei landen, niet alleen Israël, kun je kritiek hebben als het gaat om mensenrechtenschendingen. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor Nederland waar het gaat om kinderrechten.
Met de Palestijnen wil het alsmaar niet lukken (ze liggen trouwens onderling ook stevig overhoop). Dat wordt Israël zwaar aangerekend. Onevenredig zwaar, want op de Palestijnse houding inzake het vredesproces valt ook heel veel aan te merken. Daar hoor en lees je steeds minder over, in ieder geval te weinig naar mijn smaak.
De vijandige gevoelens tegenover de staat Israël hebben invloed op de houding tegenover Joden in het algemeen. In Engeland maken ze het heel bont aan de linkerkant van het politieke spectrum. Onlangs zag ik een interview met de Britse filmregisseur Ken Loach langskomen. Hij heeft prijzen gewonnen in Cannes, dus hij is niet zomaar iemand. In het interview is te zien dat hij scherp wordt ondervraagd door een BBC-reporter. Op de vraag of ontkenning van de Holocaust eigenlijk wel kan (daar is sprake van bij Labour) geeft hij als antwoord dat álle geschiedenis voor discussie vatbaar is. Om vervolgens heel snel over te schakelen naar de wordingsgeschiedenis van de staat Israël. Die staat is er gekomen dankzij ethnic cleansing, aldus Ken Loach. Hij zegt op de keper beschouwd: Joden moet hun bek houden over de Sjoa als zij zich zo misdragen in Israël.
Moet je je laten weerhouden om op alija te gaan, als er zo over Israël wordt gedacht en gesproken? Of moet je dan júist op alija gaan, als teken van solidariteit? Of uit angst voor toenemend antisemitisme? Voor ons was het geen van beide. We zijn hier gaan wonen omdat het ons gezien onze persoonlijke situatie goed uitkwam. Natuurlijk spelen zionistische gevoelens een rol. Zolang het hier geen heuse schurkenstaat dreigt te worden (Turkije gaat aardig die kant op) of een door geloofsfanatici geregeerd land (Iran met zijn ayatollahs), zo lang blijven we hier wonen. Met alle ups en downs. En met een vredesproces dat volledig lijkt te zijn vastgelopen. Oslo is verder weg dan ooit.