Afgelopen dinsdag (15 augustus) was het de Nationale Herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië. Anders gezegd: de capitulatie van Japan in Azië. Het is eigenlijk een deelherdenking. De Nederlandse ‘hoofdherdenking’ vindt plaats op de Dam op 4 mei, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar het aflopen van de oorlog tegen nazi-Duitsland in Europa. Daar is echter nog van alles bijgekomen, zoals VN-operaties en sinds vorig jaar ook de zogeheten koloniale oorlog in Indonesië.
De vierde mei heeft op mij van jongs af aan indruk gemaakt. Op latere leeftijd heb ik namens de JONAG (de vereniging van de Joodse Naoorlogse Generatie) enkele malen als genodigde de plechtigheid in de Nieuwe Kerk aan de Dam meegemaakt. Toch was de Jom Hasjoa-herdenking van de Joodse gemeenschap in de Hollandsche Schouwburg mij veel dierbaarder en voor mij veel indrukwekkender. Net als de Auschwitz Herdenking in het Wertheimpark, waarbij niet alleen Joden, maar ook Sinti en Roma worden herdacht.
Sinds we in Israël wonen, is de Jom Hasjoa-herdenking voor mij gebleven wat die was: de herdenking van de talloze onschuldige Joodse slachtoffers van nazi-Duitsland en zijn handlangers. In mijn familie kon voor zover mij bekend bijna iedereen de ‘dans macabre’ ontspringen (maar ik heb nog steeds niet alles uitgezocht). Tot nog toe heb ik ontdekt dat ‘alleen’ een zus van mijn oma Marianne werd vermoord in Auschwitz. Haar naam heb ik via het Auschwitz Comité geadopteerd om mijn steentje bij te dragen aan het Nationale Holocaustmonument aan de Amsterdamse Weesperstraat. En natuurlijk heb ik voor de steen met haar naam (Mina Korper-Wafelman, 74 jaar) gestaan toen we voor het eerst in Amsterdam waren ná het gereedkomen van het Namenmonument.
De Nederlandse 4 mei-herdenking is wat naar de achtergrond gedrongen sinds we in Israël zijn gaan wonen. Als het even kan, volgen we wel op tv de herdenking op de Dam. De herdenking van de Israëlische gevallenen op Jom Hazikaron, die voorafgaat aan Jom Haätsmaoet (Onafhankeijkheidsdag), is erbij gekomen.
Daarnaast heb ik ook ‘iets’ met 15 augustus, zij het dat ik nauwelijks het gevoel heb deel uit te maken van de Indische gemeenschap. Maar ik ben daar wel geboren toen het huidige Indonesië nog onderdeel uitmaakte van het Koninkrijk der Nederlanden. Mijn moeder z.l. en oudere broer z.l. overleefden het Joodse interneringskamp Tangerang (over kamp Adek hoorde ik thuis nooit wat). Plus dat zij de heftige periode na de bevrijding uit het Japanse kamp hebben weten te doorstaan. De oorlogssituatie was in de tropen namelijk nog lang niet afgelopen, omdat die overging in de Indonesische bevrijdingsstrijd. In Indische kringen heet die periode de Bersiap-tijd. Thuis werd er nauwelijks over gesproken. De aandacht ging meer uit naar wat mijn vader z.l. had meegemaakt aan de Birmaspoorlijn, waar hij als krijgsgevangene de ontberingen wist te overleven door zich als hospitaalsoldaat voor te doen.
Dat Joden op dringend verzoek van de Duitsers apart werden gezet door de Japanners weten weinigen. Voor de Jappen was dat voldoende, meer kwaads hadden zij niet in de zin met Joden in Azië. Gelukkig maar, anders was ik vast niet ter wereld gekomen. Volgens mijn moeder had het niet veel gescheeld of zij had het interneringskamp met mijn broer niet overleefd. Ze vertelde dat de geïnterneerden tegen het eind van de oorlog hun graf moesten graven. Daarna gaven de Japanners zich plotseling over nadat de (tweede) atoombom op Nagasaki gevallen was. Aldus, zo zei mijn moeder altijd, hebben wij ons leven te danken aan de Amerikanen en vooral aan de Bom.
De Joodse gemeenschap in Nederlands-Indië was klein. Een paar duizend zielen. Uiteraard betrof het Joden uit Nederland, maar ook uit andere Europese landen vanwege het opkomend nazisme. Voorts waren er vooral in Surabaya Iraakse Joden. Die twee groepen hadden niet veel met elkaar, heb ik begrepen. Ook in de Japanse interneringskampen was er een scheiding. De Irakezen waren veel geloviger. Van de Japanners mochten ze zelfs een koosjere keuken voeren.
Aanvankelijk waren Joden in de gordel van smaragd niet welkom. Pas in de loop van de negentiende eeuw werden ze toegelaten. Het Joods Museum heeft er ooit een expositie aan gewijd. Uiteraard was ik daar als de kippen bij. Op de website van het museum is er nog redelijk wat over te lezen.
Hoe dan ook is er best wel wat te lezen over het Joodse leven in het vroegere Nederlands-Indië. Rob Cassuto heeft er onder andere op LinkedIn over geschreven, en hij heeft een boek uitgebracht over zijn familieverleden daar. NRC heeft in 2013 Anne-Ruth Wertheim geïnterviewd over haar leven daar. De NOS besteedde er 75 jaar na de bevrijding ook aandacht aan.
In Israël heeft er een tijd een actieve club bestaan van Joden uit Nederlands-Indië. Op de website van het Joods Museum is daarover het volgende te vinden: “De Indische oorlogsherinneringen werden overschaduwd door de gevolgen van de oorlog in Europa en de Sjoa. Mede daarom richtte Shoshana Lehrer in Israël in 1995 de vereniging Tempo Dulu op voor joden die in Nederlands-Indië hebben gewoond en ervaringen gemeen hebben.” Zij is ooit geïnterviewd door The Jerusalem Post.
Met het huidige Indonesië heb ik weinig. Na het vertrek van mijn moeder en mij – mijn broer en vader waren ons al vooruit gereisd – ben ik nooit meer terug geweest naar het land. Als toeristische bestemming lijkt het me wel de moeite waard. Om plekken uit het verleden op te zoeken, vind ik het de lange reis niet waard. De koloniale tijd is definitief voorbij. De oudste zoon van mijn overleden oudere broer heeft nog wel het huis in Jakarta bezocht waar ons gezin heeft gewoond. Desgevraagd wisten de huidige bewoners te vertellen dat er ooit Nederlanders hadden gewoond.
Op afstand volg ik wat de tweede en derde generatie nakomelingen van de vroegere Indiëgangers doen met het verleden van hun ouders en grootouders. Natuurlijk wordt de Indische rijsttafel in ere gehouden (die mis ik zeker in Israël!). Verder besteden ze aandacht aan de tempo doeloe-periode en richten ze hun aandacht op het Indonesië van nu. Dat land is uiterst vijandig ten opzichte van Israël en Joden. Achter de schermen zijn er wel contacten van Joden en Israëli’s met het land. Heel misschien gaat Indonesië als het grootste moslimland ter wereld óm als de Saoedi’s zouden besluiten formele banden aan te knopen met Israël. Dat laatste kan nog wel even duren en met de huidige regering zal het zeker niet gaan lukken. Netanjahoe zou wel willen (hij kan wel succesje gebruiken), doch zijn politieke vrienden Ben-Gvir en Smotrich zullen van geen wijken weten als de Saoedi’s van Israël betekenisvolle concessies aan de Palestijnen verlangen.
Zo zijn weer terug in Israël. In Ra’anana zijn de demonstraties tegen de constitutionele hervormingen vanwege de zomervakantie even ‘on hold’ gezet. Elders gaan ze volop door.
Lezen over het Joodse leven in de vroegere Nederlandse kolonie is interessant. Maar volgen wat er in Israël gebeurt rond de juridische omwenteling is momenteel van groter belang. Hierbij nog een aanrader over de vermeende ‘linkse samenstelling’ van het Hooggerechtshof. Columniste Fern Reiss heeft een en ander gedegen uitgevogeld en er blijft weinig over van de rechtse leuterverhalen van de voorstanders van de coup tegen de rechterlijke macht in de Joodse staat.