Voor onze inkomsten zijn mijn vrouw en ik bijna volledig afhankelijk van ons Nederlands bedrijfspensioen en de AOW. Die worden allebei uiteraard uitbetaald in euro’s. Daar hebben we in Israël niks aan, dus laten we onze Nederlandse bank het geld omzetten in sjekels, die dan worden overgemaakt naar onze Israëlische bank. Tegenwoordig gaat dat heel snel. Vandaag overmaken, morgen staat het bedrag op onze Israëlische bankrekening.
Onze Nederlandse bank werkt met een wat lagere koers. Daar zit hun winst, want de overmaking kost sinds enige tijd haast niks, namelijk een vast bedrag van slechts een enkele euro’s per overmaking ongeacht het bedrag. Ik dacht een tijd geleden een interessante bank in Engeland te hebben ontdekt, doch dat viel tegen. Hun koers is aanmerkelijk beter, maar zij rekenen een veel hoger bedrag voor de overmaking. Alles bij elkaar genomen is hun transactie iets voordeliger dan de overboeking via onze Nederlandse bank. Het is echter meer gedoe en daar heb ik geen zin in.
Onlangs ontdekte ik een bank in Estland – of was het één van die andere twee staten aan de Oostzee? – die helemaal niets rekent voor de overmaking en een beduidend betere koers aanhoudt. Dat leek wel wat, want hoe meer sjekels we krijgen voor onze euro’s, hoe beter natuurlijk. Helaas werken ze alleen binnen de EU. Misschien gaan ze hun diensten nog uitbreiden naar Israël. Toekomstmuziek.
De sjekel staat er in 2021 een stuk beter voor dan in het jaar (2016) van onze verhuizing naar Israël. Toen kreeg je vier sjekels en twintig agorot voor een euro. Inmiddels is dat in de loop van de jaren gezakt naar iets meer dan drie euro vijftig. Dat betekent een inkomensverlies van zo’n vijftien procent!
Toen ik daar wat over zat te mopperen op mijn Facebookpagina, zei iemand uit Israël mij dat de koers over een tijdje wel weer zou kunnen gaan stijgen, dus ik moest me maar niet al te ongerust maken. Financiële experts verwachten echter niet op korte termijn een koersdaling van Israëls nationale munteenheid. Het land staat er economisch goed voor, de sjekel zal voorlopig een van de sterkste nationale munten blijven, zo valt te lezen op de financiële pagina’s van de media.
Nieuwsgierig geworden naar het optimisme van degene die mij te veel somberheid over de koersdaling in de schoenen schoof, heb ik nagetrokken hoe het koersverloop van de sjekel ten opzichte van de euro was in de afgelopen twintig jaar. Ik heb daarbij steeds de koers genomen aan het begin van ieder jaar, dus daar zit wat vertekening in, want de koersen schommelen. Ik moest er even voor gaan zitten om die koersen uit te pluizen, maar het was goed te zien dat de euro aan het begin van deze eeuw flink ging stijgen ten opzichte van de sjekel, met een hoogtepunt in 2005. Toen stond die op 5,88. Op 2 januari althans. Daarna ging de koers langzaamaan zakken. Toen wij in Israël arriveerden naar om en nabij de 4,20, zoals gezegd. Vanaf 2020 zette er zich een daling in naar de al genoemde 3,52.
De situatie rond Israël is allerminst politiek en militair bestendig te noemen. Dan heb ik het niet over Hamas in Gaza, wel over het veel grotere gevaar van Hezbollah in het bijna failliete Libanon en vooral van de godsdienstidioten in Iran. Mocht het tot een gewelddadige confrontatie met Israël komen dan zal dat zeker vervelende consequenties hebben voor de economie. Al zullen de grootste gevolgen ongetwijfeld van materiële aard zijn (raketten en dergelijke), om over het persoonlijke leed maar te zwijgen. Dan maar liever een stijgende sjekel en zakkende euro. Per slot van rekening kunnen we nog van alles doen met onze oudedagsinkomens, dus er is geen echte reden tot klagen. Dat doen we ook niet, al is het jammer dat de maandelijkse inkomsten aanmerkelijk slinken.
Als er ergens wél wordt geklaagd, is het in kringen van pensionado’s in Nederland. Er is een speciale Facebookpagina van Gepensioneerden van Nederland die er niet om liegt. Daar heerst grote verontwaardiging, om niet te zeggen ingehouden woede, over het feit dat de meeste pensioenen al jaren en jaren niet geïndexeerd zijn. Berekend is dat de pensioenen inmiddels twintig procent zijn achtergebleven ten opzichte van de lonen. Nu de laatste tijd de inflatie in de eurozone flink begint aan te trekken, beginnen gewone gepensioneerden (niet de gefortuneerden) dat echt te merken.
Men is op die Facebookpagina totaal niet te spreken over de ingrijpende wijziging van het Nederlandse pensioenstelsel die op stapel staat. Nederland heeft nog steeds een van de beste pensioenstelsels ter wereld, zo luidt de algemene opinie, dus waarom is er überhaupt verandering nodig? Nederland is niet voor niks hét land met aanzienlijke pensioenpotten, dankzij de voor werknemers verplichte aansluiting bij bedrijfspensioenfondsen, waar menige belegger en anderen met dollartekens in de ogen met een jaloerse, zo niet begerige blik naar kijken. De stelselwijziging van de pensioenfondsen, die het principe van solidariteit in hoge mate laat varen in ruil voor meer individualisering (het uitgangspunt van commerciële verzekeraars) is afgekocht met de belofte van het loslaten van de gehate rekenrente.
Voor een leek, ook een geïnteresseerde, is het allemaal wat lastig te volgen wie er ‘gelijk’ heeft. Als je echter een beetje nuchter kijkt naar de commentaren van voor- en tegenstanders van de overeengekomen, maar wel complexe stelselwijziging dan is er niet aan te ontkomen dat er wel wat ongerijmdheden zitten in het pensioenbeleid van de laatste jaren. Zo blijkt mijn pensioenfonds (Zorg en Welzijn) jaarlijks meer premie-inleg te ontvangen dan het aan pensioenen uitkeert. Het lijkt waarachtig wel het omslagstelsel van de AOW. Daarnaast boeken de pensioenfondsen al jaren achtereen de meest fantastische beleggingswinsten, waardoor het pensioenvermogen in de voorbije jaren werkelijk gigantisch is gegroeid. Maar De Nederlandse Bank (DNB), die ooit tot toezichthouder werd uitgeroepen, vindt dat pensioenfondsen zich niet rijk mogen rekenen, dus moeten de pensioenfondsen net doen alsof ze al het vermogen op de bank hebben gezet, waar de rente ongeveer nul of zelfs negatief is. Dat is wat ik ervan begrijp althans.
Natuurlijk moet de DNB scherp toezicht houden op banken vanwege de negatieve ervaringen met de bankencrisis, rare financiële producten die nogal eens worden aangeboden of overduidelijk gerommel met grote bedragen aan zwart geld. Pensioenfondsen zijn echter geen banken die grote reserves moeten aanhouden voor het geval van een bankrun. Zoiets doet zich bij een pensioenfonds helemaal niet voor. Een pensioenfonds kan alles precies laten berekenen door actuarissen die ervoor hebben doorgeleerd om in kaart te brengen hoe oud mensen worden en hoeveel pensioen er moet worden uitgekeerd, gezien de aanspraken. Het berekenen van noodzakelijke buffers is een kwestie van goed rekenwerk en terugkijken naar eerdere jarenlange rendementen. Die geven geen onfeilbare zekerheid (“geen garantie voor de toekomst”), doch die zijn ook niet zomaar opzij te schuiven. Zeker niet door zoiets karigs als de rekenrente.
Pensioen is zonder meer belangrijk. Belangrijker is dat mijn geliefde en ik nog steeds gezond zijn en dat we onze zegeningen kunnen tellen als het om het gezin en de familie eromheen gaat. We genieten nog elke dag van de derde levensfase in ons nieuwe land van aankomst. Al kan het best zo zijn dat we ons een oor laten aannaaien door beleggers en andere financiële slimmeriken gezien dalende wisselkoersen en het jarenlange uitblijven van indexering van pensioenen.