Over de door Peter Verstegen vertaalde gedichten van Heinrich Heine, Duitsland, een wintersprookje, en andere gedichten, schreef ik eerder een column. Iemand die mij daarover aansprak, niet de eerste de beste in Joods Nederland, deed Heine af met een negatieve sneer over diens doop. Dat irriteerde me want ik hou van de rebelse onruststoker Heine die zich niet gemakkelijk een bepaald etiket laat opdrukken. Heine betreurde het dat hij zich had laten dopen en deed er naderhand nogal badinerend over. Natuurlijk was hij nog steeds een Jood. Ich mache kein Hehl aus meinem Judentume, zudem ich nicht zurückgekehrt bin, da ich es niemals verlassen hatte. Heine’s Jewish Stories and Hebrew Melodies zijn dan ook niet zonder reden opgenomen in de canon van moderne Joodse literatuur waarmee ik mijn columns voor Crescas ben begonnen.
Maar, toegegeven, de doop heeft Heine vaker en bovendien wel heel erg lang in de weg gezeten. Voor de gedoopte Jood Heine bestond in het Israël van 1948 weinig aandacht en het stadsbestuur van Jeruzalem wilde om die doop geen straat naar hem vernoemen. Het valt te lezen in het boek van Yigal Lossin over Heine, gepubliceerd in 2000 en in 2006 uit het Hebreeuws in het Duits vertaald. Intussen had dat boek in Israël een ommezwaai in de belangstelling en waardering voor Heine ingeluid. Al kort na de publicatie werd in Jeruzalem een congres aan Heine gewijd. Heimkehr Heines nach Jerusalem, was het algemene gevoelen. De bijdragen aan het congres zijn gebundeld in Heinrich Heine in Jerusalem. En 19 februari 2006, ter herdenking van het overlijden van Heine 150 jaar eerder, kwamen ongeveer 200 personen in Jeruzalem bijeen. De gedichten Auf Flügeln des Gesanges en Loreley, zo vaak op muziek gezet onder andere door Schumann en Liszt, werden gezongen. Jehuda Friedländer, hoogleraar Joodse literatuur aan de Bar-Ilan Universiteit, met baard en keppel schrijft Lossin, sloot de bijeenkomst af met het kaddisjgebed voor Chaim ben Samson, de Hebreeuwse naam van Heinrich Heine.
In mijn eerdere column schreef ik dat als gevolg van de hernieuwde aandacht voor Heine, Jeruzalem alsnog een straat naar Heine heeft vernoemd. Twee weken geleden was ik in het land. Ik had een aanleiding om eens te gaan kijken. Op de parkeerplaats naast de molen van Montefiore is een bord geplaatst. Het zou wel wat beter onderhouden kunnen worden. Maar het is goed leesbaar: Heinrich Heine, Joods-Duits dichter, liefhebber van Jeruzalem.
De aanleiding voor het maken van een foto was dat ik op internet had gezien dat in 1948 de Hebreeuwse Melodieën van Heine in het Ivriet waren vertaald en dat een Israëlische boekverkoper een exemplaar van die uitgave aanbood. Het boek is naar mijn verblijfadres in Israël opgestuurd. De vertalingen bleken van de hand van Avigdor Hameiri (geschreven als Hammeïri) en het boek is in 1948 gedrukt door Sinaï Publishing Tel-Aviv, Palestine. Dus nog vóór 14 mei 1948.
In geen van de boeken over Heine, ook niet bij Lossin, heb ik iets over deze vertaling kunnen terugvinden. Een zoektocht op internet gaf wel de nodige informatie over Hameiri. De schrijver en dichter Avigdor Hameiri is als Avigdor Feuerstein 16 september 1890 geboren in Davidhaza, in wat toen Hongarije was en tegenwoordig Oekraïne. In 1921 bereikte hij Palestina, een jaar na de publicatie van The great Madness, zijn persoonlijke relaas over de Eerste Wereldoorlog. In 1968 won Hameiri de Israëlprijs voor literatuur. Hij overleed 3 april 1970. Al googlend zag ik dat sommige van zijn gedichten op muziek zijn gezet. Zie www.zemershet.co.il. Op de CD Le Dor Va Dor van Kletzmokum staat het gedicht Kineret (1939/1940), op muziek van de Israëlische componist en dirigent Marc Lavry.
Heine en zijn Hebreeuwse Melodieën waren in 1948 dus toch niet helemaal buiten beeld. Gelukkig maar. Heine schreef in 1824 aan zijn vriend Moses Moser “Verwelke meine Rechte, wenn ich Deiner vergesse Jeruscholayim” sind ungefähr die Worte des Psalmisten, und es sind auch noch immer die meinigen. In de eerste regels van het gedicht Jehuda Ben Halevy, dat deel uitmaakt van de Hebreeuwse Melodieën maar door Peter Verstegen helaas niet is vertaald, komt dit terug.
Er zijn in dat gedicht nog meer coupletten waarin de liefde van Jehuda Halevi voor Jeruzalem wordt bezongen:
War ein traurig armes Liebchen,
Der Zerstörung Jammerbildnis,
Und sie hiess Jerusalem.
Schon in frühen Kindestagen
War sie seine ganze Liebe;
Sein Gemüte machte beben
Schon das Wort Jerusalem.
Jehuda Halevi stierf in 1141 in Jeruzalem. Heine dichtte:
Starb zu Füssen seiner Liebsten,
Und sein sterbend Haupt, es ruhte
Auf den Knien Jerusalems.
In de vertaling van Avigdor Hameiri:
Liefhebber van Jeruzalem, het staat terecht op het straatnaambord bij de molen van Montefiore. Ik ben blij dat ik even langs ben gegaan. Misschien kan mijn gesprekspartner, hij komt geregeld in Israël, daar ook eens een keer gaan kijken.