In 1927 en 1928 organiseerde de Bijenkorf lezingen over literatuur die ook op de radio konden worden beluisterd. Carry van Bruggen sprak over Het Joodsche milieu. Herman de Man over landelijke letterkunde. Zijn bekendste boek, Het wassende water, had De Man toen al geschreven. De roman verscheen in 1925 en beleefde in Nederland tientallen herdrukken.
Herman de Man zal bij menigeen nog wel enige bekendheid genieten als de schrijver van streekromans over het calvinistische boerenmilieu in de Lopikerwaard. De polders en hun bewoners uit zijn kindertijd, schrijft zijn biograaf Gé Vaartjes, lagen zo in hem verankerd dat hij niet anders kon dan juist hierover schrijven. Herman de Man werd de chroniqueur van het Hollandse polderlandschap en de daar heersende mentaliteit en cultuur. Het gebied dat hij beschreef, kreeg in de volksmond de naam 'Het land van Herman de Man'.
Maar waarschijnlijk zal minder bekend zijn dat Herman de Man op 11 juli 1898 in Woerden was geboren als Salomon Herman Hamburger. Of ook Herman de Man een lezing over Het Joodsche milieu had kunnen houden, blijft een open vraag. Hij heeft overwogen een roman te schrijven over Een jood tussen de boeren maar daaraan heeft hij helaas nooit uitvoering gegeven. We weten ook niet goed of zijn ouders, Herman Salomon Hamburger en Sara Hamburger-Cohen Schavrien, nog veel aan hun jodendom deden. Gé Vaartjes spreekt over de verwaterde Joodse leefstijl in zijn ouderlijk huis en betwijfelt zelfs of Sal Hamburger wel besneden was. En in 1927 ging Sal Hamburger, die zich toen al Herman de Man noemde, tot het katholieke geloof over. Met zijn Joodse vrouw, Eva Kalker, en hun zeven kinderen.
Ter Braak en Du Perron vonden de romans van de geboren verteller Herman de Man maar niks want niet van Europees niveau, zo oordeelden ze. Tot grote ergernis van Herman de Man. In zijn brieven schampert Du Perron, hoewel hij net als Ter Braak bekend staat om zijn onomwonden anti-Duitse houding, over het pseudoniem van Herman de Man. Aan Ter Braak schrijft hij in 1938 over dien poen Hamburger (gezegd De Man). En in een brief aan Pierre H. Dubois, ook uit 1938, laat hij zich uit over Herman de Man, let wel: niet Herman de Jodeman, Herman de tóch-Jodeman. Du Perron besefte wel dat dit te ver ging en waarschuwt aan het eind van zijn brief: geloof niet dat ik antisemiet ben, het is alleen dit soort semiet, dat zich zo graag vermomt, waaraan ik het land heb.
Maar was Herman de Man wel een semiet die zich zo graag vermomt? In 1933 schreef Herman de Man een nu vrijwel vergeten brochure met de titel Over de joden en hunne vervolgers. Daarvan luidt de eerste zin: Ik ben een jood.
De omslag van de brochure toont een davidster in een kruis met nog eens vier kruisen daaromheen. Ik ben een jood, schrijft Herman de Man. Maar hij laat daar onmiddellijk op volgen: Nimmer ben ik mij dat wezenlijker bewust geweest, dan sinds God mij de genade van het Doopsel deed deelachtig worden. Hij is dan wel katholiek geworden, schrijft hij, maar zonder de liefde voor mijn volk geweld aan te doen.
Als bijzondere karaktertrekken van Joden noemt Herman de Man een overmaat van impulsiviteit en een sterk fantasieleven, karaktertrekken die, wat hiervan ook zij, Herman de Man zelf niet vreemd waren. De antisemitische vooroordelen over de negatieve eigenschappen van het Joodse ras breekt hij in zijn boekje echter één voor één af. Hij vindt het maar onzin dat de Joden inferieur of onzedelijk zouden zijn. Ik ben een jood. U hebt reeds gelezen, dat ik dit verklaar, zonder bijkomende wanen; ik acht mij door deze afkomst boven niemand verheven, maar tevens mijn ras van geen enkel ras het mindere. Een meesterwerk is het boekje bepaald niet en de wetenschappelijke waarde van de brochure is, schrijft zijn biograaf terecht, nihil. 'Als uiting van zorg en protest is deze uitgave, geplaatst in een periode waarin Duitsland door Nederland als bevriende natie werd beschouwd, echter een daad.'
Herman de Man volgde de gebeurtenissen in het buurland vol zorg en verbaasde zich erover dat er zo weinig oppositie kwam. Over de vervolging van de Joden in Duitsland laat hij zich onomwonden negatief uit. Hij hekelt de uitzonderingsbepalingen die in dat land op de Joden van toepassing zijn verklaard en schrijft over primitief lynchrecht en blinde volkspassie. De brochure is vooral bestemd voor de katholieke lezer en bedoeld om de katholieken op te roepen de Joden thans bij te staan en om solidair met hen te zijn.
Het lukte Herman de Man aanvankelijk niet om zijn brochure gedrukt te krijgen. Eerst vroeg hij aan de katholieke uitgeverij De Gemeenschap om zijn brochure te drukken. Hij ging ervan uit dat De Gemeenschap zijn zorg over de ontwikkelingen in Duitsland zou begrijpen en het uitgeven van Over de joden en hunne vervolgers als een daad van verzet zou zien. Maar men weigerde. Ze nemen het niet, moet hij diep teleurgesteld hebben gezegd, en ze zijn er geen van allen vreemd van. Met dit laatste, schrijft zijn biograaf, doelde hij op antisemitische trekjes. Half juni 1933 kon de brochure echter toch verschijnen, bij Hollandia in Baarn.
De brochure kreeg wel een aardige pers maar bijzondere aandacht werd er verder niet aan geschonken. Afwijzende reacties waren er ook, zoals van de eveneens katholieke Gerard Knuvelder die in die periode nog bewondering had voor Hitler en vond dat deze goed werk deed tegen de Jodenmacht die de wereld verderft.
En Herman de Man? Hij bleef katholiek maar ook Jood. Zijn biograaf vermeldt dat in de tweede helft van de jaren dertig Vreedendaal, de woning van Herman de Man in Berlicum, aan Duitse Joden op doortocht tijdelijk onderdak bood. Er was steeds een aparte kamer voor dergelijke logés gereserveerd. Over Herman de Man, een karakter dat de volmaaktste tegenstellingen in zich verborgen hield, volgende keer meer.