Damals im Romanischen Café

Leo Frijda

vrijdag 31 juli 2015

Onder de titel Der heilige Trinker heeft Géza von Cziffra zijn herinneringen aan Joseph Roth opgeschreven. Von Cziffra heeft Joseph Roth en ook Egon Erwin Kisch in de jaren twintig van de vorige eeuw ontmoet in het Romanische Café in Berlijn dat na het Café des Westens de ontmoetingsplaats werd van schrijvers, beeldende kunstenaars en journalisten. Daar, schrijft Canetti in De fakkel in het oor, kwam een ieder die zichzelf wilde manifesteren en dat was iets waar niemand zich aan onttrok.

Het Romanische Café, veel groter dan het Café des Westens, lag vlakbij de Kaiser-Wilhem-Gedächtniskirche, op de hoek van de Tauentzienstrasse en de Budapester Strasse. Er was een kleinere ruimte, het ‘Bassin für Schwimmer’, waar de prominenten hun vaste plek hadden, en een grotere ruimte, het ‘Bassin für Nichtschwimmer’, waar men moest gaan zitten als men nog niet bekend was maar toch gezien wilde worden. Aan de kant van de Tauentzienstrasse was ook een terras, maar dat was meer voor toeristen en andere buitenstaanders.


Het Romanische Café,
tekening van Rudolf Grossmann (1882-1941)

Volgens Géza von Cziffra moet Richard, de roodharige en gebochelde krantenkelner uit het Café des Westens, hem in het Romanische Café op Joseph Roth hebben gewezen. In het Romanische Café was Richard echter geen krantenkelner meer. Net als Roth was hij daar stamgast. ‘In het Romanische Café, het nieuwe favoriete huis van de Berlijnse bohème’, schreef Roth al in 1923, ‘bedient een slank te noemen krantenkelner’.

Von Cziffra publiceerde Der heilige Trinker pas in 1983 maar ik twijfel er toch niet aan dat hij Roth in het Romanische Café daadwerkelijk zal hebben ontmoet. Von Cziffra raakte met Roth in gesprek, aan een tafeltje in het ‘Bassin für Schwimmer’. Roth had net een roman gepubliceerd, het betrof Hotel Savoy, en hij probeert Von Cziffra, als journalist verbonden aan verschillende kranten, over te halen om voor recensies van zijn boek te zorgen. En dan komt, schrijft Von Cziffra, Egon Erwin Kisch binnen die Roth begroet.

Ook Roth en Kisch kwamen dus in het Romanische Café. Laat ik meteen maar zeggen dat dit café mij minder trekt dan het Café des Westens waar ik graag wat had willen drinken. De toegang tot het ‘Bassin für Schwimmer’ waar ik Roth en Kisch had kunnen ontmoeten, zou me natuurlijk zijn ontzegd. Ik was waarschijnlijk niet verder gekomen dan het terras. Bovendien werd het café spottend ook wel ‘rachmonisches Café’ genoemd, niet zozeer omdat er veel Joden kwamen, maar omdat de inrichting niet overhield en de keuken niet al te best was. En dan ballen zich ook nog eens zwarte wolken aan de horizon samen. Maar de ernst daarvan liet in de beginjaren nog niet iedereen tot zich doordringen. En in het Romanische Café ontmoette men gelijkgestemden. Dus toch maar even gaan kijken.

Over het Romanische Café zijn twee boekjes verschenen, Damals im Romanischen Café van Jürgen Schebera en Im Wartesaal der Poesie van H.J. Fohsel. Daarin staan veel herinneringen en tekeningen van tijdgenoten. De tekening van Rudolf Grossmann koos ik uit Damals im Romanischen Café waarvan de titel is ontleend aan een ‘chanson’:

Net als het Café des Westens is het Romanische Café definitief verleden tijd. Het gebouw waarin het was gevestigd, is in de laatste jaren van de oorlog verwoest. Maar dat markeert slechts de teloorgang van het Romanische Café die al veel eerder was begonnen.

Al in 1926 schreef Goebbels: ‘Die bolschewistischen Juden (…) sitzen im Romanischen Kaffee (…) und brüten dort ihre finsteren Umsturzpläne aus; und abends bevölkeren sie bis tief in die Nacht hinein die Amüsierlokale des Kurfürstendamms, lassen sich von Negerkapellen zum Tanz aufspielen und schreiten lachend über die Not der Zeit hinweg.’ En in 1927 trok een aantal bruinhemden scheldend en schimpend op de Joden over de Kurfürstendamm. Zij drongen het Romanische Café binnen, vielen de bezoekers aan die men voor Joden hield en vernielden de inventaris.

De stamgasten lieten zich echter niet verjagen en er waren ook nog steeds andere geluiden. Nog in 1931 kreeg Else Lasker-Schüler de Kleist-Preis. In het juryrapport kon men lezen:

In den Büchern Else Lasker-Schülers finden sich viele Verse, die den ewiggültigen Schöpfungen unserer grössten deutschen Meister ebenbürtig sind. In den Dramen ‘Die Wupper’ und ‘Arthur Aronymus und seine Väter’ gestaltet Else Lasker-Schüler eine in tiefer Verbundenheit zur Heimat geschaute Menschenwelt, die erfüllt ist von Herzlichkeit und gläubiger Güte.

De nationaalsocialisten kwamen daartegen in opstand. De Völkischer Beobachter: ‘Die Tochter eines Beduinenscheichs erhält den Kleist-Preis! (…) Wir meinen, dass die rein hebräische Poesie der Lasker-Schüler uns Deutsche gar nichts angeht.’ Ook de Vossische Zeitung wond er geen doekjes om: ‘(…) was immer eine Jüdin auch schreibt, vor allem keine deutsche Kunst!’


Else Lasker Schuler,
karikatuur uit ‘Im Wartesaal der Poesie’

Nadat haar de Kleist-Preis was toegekend, zal Else Lasker-Schüler nog maar korte tijd naar het Romanische Café kunnen gaan, in Berlijn de Wartesaal der Poesie. Op 19 april 1933 verlaat zij voor altijd Duitsland. Even daarvoor was zij op straat door de nationaalsocialisten gemolesteerd.

Ook veel andere schrijvers, beeldende kunstenaars en journalisten zullen vanaf 1933 niet meer in het Romanische Café te vinden zijn. Ik noem slechts enkelen van hen. Joseph Roth was in 1932 nog in Berlijn en kwam daarna nooit meer naar die stad terug. Egon Erwin Kisch is een dag na de rijksdagbrand gevangengenomen maar men moest hem na enige tijd weer ‘knarsetandend’ vrijlaten omdat hij in het bezit was van een Tsjechisch paspoort. Ook Kisch zal Berlijn verlaten en nooit meer terugkomen. Anderen wachtte een beroerder lot. Zo is Erich Mühsam, die we ook al in het Café des Westens tegenkwamen, net als Kisch een dag na de rijksdagbrand gevangengenomen en daarna opgesloten in het concentratiekamp Oranienburg. Daar hebben de nationaalsocialisten hem in 1934 vermoord.

In het boekje Im Wartesaal der Poesie las ik dat in het najaar van 1933 Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir naar Berlijn waren gekomen om daar enige tijd aan de universiteit te studeren. Simone de Beauvoir schreef dat zij vaak samen een wandeling maakten van de Kurfürstendamm naar de Alexanderplatz. “Sartre führte mich auch ins Romanische Café, den einstigen Treffpunkt der Intellektuellen; seit ein oder zwei Jahren mieden sie es. Ich sah nur einen grossen Raum voller kleiner Marmortische und steiflehniger Stühle.”

Im Wartesaal der Poesie staat een ironisch maar niet mis te verstaan commentaar. De intellectuelen die niet gevangen waren genomen, hadden Sartre en De Beauvoir in Parijs kunnen treffen, in Café de Flore, in Café Les Deux Magots of in Café du Dôme in Montparnasse. Zij hadden aan hen kunnen vragen waarom zij het Romanische Café meden.

Er zijn foto’s waarop Egon Erwin Kisch, diens vrouw Gisela, en Anna Seghers in een emigrantencafé in Parijs zitten. Ook Anna Seghers is na de rijksdagbrand eerst gevangen genomen en daarna weer vrijgelaten. Zij had een Hongaars paspoort. Erich Mühsam en vele anderen hadden dit niet.

Hoe kan je weten, zo vroeg ik me bij het schrijven van deze column af, of zwarte wolken die zich aan de horizon samenballen, zullen overwaaien of daadwerkelijk slecht weer voorspellen. Dat gold voor de schrijvers, beeldende kunstenaars en journalisten in het Romanische Café. Het geldt helaas nog steeds. Maar wat hebben we, bedacht ik me ook, een prachtige toost als we in een café met elkaar het glas heffen.

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.
Weer een mooi stuk.....salomon

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011

Columns 2010

Columns 2009