Ernst Toller

Leo Frijda

vrijdag 10 september 2010

Enkele weken geleden was ik in Berlijn en daar bezocht ik ook de plaats waar de nationaalsocialisten 10 mei 1933 de hun onwelgevallige boeken hebben verbrand. Ook het werk van Ernst Toller ging in vlammen op.


Gedenksteen boekverbranding / foto Joost Frijda

Ernst Toller schreef gedichten en toneelstukken die indertijd veel succes hadden maar nu in vergetelheid zijn geraakt. Alleen zijn autobiografie Eine Jugend in Deutschland heeft de tand des tijds doorstaan. Het is nog steeds de moeite van het lezen waard. Eine Jugend in Deutschland was één van de eerste boeken uit de exilliteratuur die in Amsterdam bij Querido verscheen. In 1933. Nico Rost vertaalde het een jaar later in het Nederlands. Ernst Toller is in 1893 geboren en de autobiografie beslaat de jaren tot en met 1923. In de inleiding, uit 1933, staat Toller stil bij wat er dan in Duitsland gebeurt. Men leert het volk zijn laagste instincten bevredigen en wekt hun machtswellust. Wie, schrijft Toller, rept tegenwoordig nog een woord over vrijheid en menslievendheid, broederschap en gerechtigheid? Stinkende frases ... op de vuilnisbelt ermee! De inleiding tot zijn autobiografie sluit Toller af met: Am Tag der Verbrennung meiner Bücher in Deutschland.

De stinkende frases die door de nationaalsocialisten naar de vuilnisbelt werden verwezen, waren voor Toller tijdens en na de Eerste Wereldoorlog de begrippen geworden waarnaar hij zijn leven had ingericht. Al begon het zo niet. Vlak vóór de Eerste Wereldoorlog was Toller in Grenoble rechten gaan studeren en toen de oorlog uitbrak ging hij onmiddellijk weer naar Duitsland om zich aan te melden als vrijwilliger. Hij wilde bewijzen, schrijft hij later, dat hij een Duitser was. Op het station van Genève omhelzen de Duitsers die naar hun land terugkeren elkaar. Wij, noteert Toller, zingen ‘Deutschland, Deutschland, über alles’. Aan de andere kant van hetzelfde perron omhelzen de naar hun land terugkerende Fransen elkaar. Zij zingen de Marseillaise. Aan het front, ten oosten van Verdun, heeft Toller dertien maanden dienst gedaan. Een verschrikkelijke tijd. De oorlog, schrijft Toller, heeft mij tot een vijand van de oorlog gemaakt. Toller wordt overtuigd pacifist en socialist. Hij streeft naar sociale rechtvaardigheid zonder bloedvergieten en dat levert vaak dilemma's op. Toller koos voor de onderdrukten maar zag dat ook de onderdrukte massa haar macht kan misbruiken.

Een groot gedeelte van Eine Jugend in Deutschland gaat over het München van na de Eerste Wereldoorlog en de Radenrepubliek die daar tussen 7 april en 2 mei 1919 heeft bestaan en waarin Toller een belangrijke rol heeft gespeeld. Aan die periode zijn ook de namen van Kurt Eisner en Gustav Landauer verbonden, evenals Toller strijders voor meer sociale gerechtigheid. Wie geïnteresseerd is in Die Münchener Räterrepublik, verwijs ik naar het gelijknamige boek van Michaela Karl uit 2008, waarin zij de hoofdrolspelers, onder wie Eisner, Landauer en Toller, portretteert.

Lezend wat Toller in Eine Jugend in Deutschland over die tijd schrijft, kan men slechts sympathie en diepe bewondering voelen voor degenen die zich met gevaar voor eigen leven hebben ingezet voor een rechtvaardiger samenleving. Kurt Eisner is 21 februari 1919 in München neergeschoten. Na zijn gevangenneming is Gustav Landauer 2 mei 1919 in de gevangenis Stadelheim om het leven gebracht. Toller vertelt in zijn boek hoe Landauer, een van de zuiverste en nobelste geesten van de Duitse revolutie, op beestachtige wijze door rechts-radicale soldaten is vermoord. Eisner en Landauer liggen samen begraven op de nieuwe Joodse begraafplaats in München.

Toller zelf is, nadat de Radenrepubliek München ten val was gebracht, tot vijf jaar gevangenisstraf veroordeeld. In die tijd schreef Toller een aantal gedichten en toneelstukken. De enige plaats waar ik enigermate lucht kon scheppen, was het kunstwerk. In de boeien is daarom een toepasselijke titel voor een keuze uit zijn werk dat in 1935 in de reeks Boekenvrienden Solidariteit verscheen. De tekening op de omslag is van Käthe Kollwitz. Boekenvrienden Solidariteit te Hilversum was in de jaren 1934 en 1935 de uitgeverij van Heinz Kohn, die in 1933 naar Nederland was uitgeweken.

Als we kijken naar de Joodse kant van Toller zijn er enkele overeenkomsten met Wassermann. Ook Toller houdt in Eine Jugend in Deutschland 'zijn weg als Duitser en Jood' tegen het licht. Toller is geboren op 1 december 1893 in Samotschin, in een welvarend Joods gezin. Samotschin was een 'Duitse stad' in wat toen de provincie Posen heette. Samotschin ligt nu in Polen. De Joden, schrijft Toller, voelden zich de pioniers van de Duitse cultuur. In de kleine steden waren de gastvrije huizen van de Joodse families geestelijke centra, waar Duitse literatuur, filosofie en kunst met een trots, die aan het belachelijke grensde, 'bewaakt werd en gekoesterd'. Als kind heeft hij geleden onder het Joods zijn, het anders zijn. Waarom zijn wij eigenlijk Joden, vraagt hij zijn moeder. Ga slapen en stel niet van die gekke vragen. Ik slaap niet. Ik wil geen Jood zijn. Ik wil niet, dat de kinderen achter mij aanlopen en me voor Jood schelden.

In het laatste gedeelte van zijn autobiografie, het is dan 1923, komt Toller hier op terug, hij moet aan zijn prille jeugd denken, aan zijn verdriet toen de andere jongens hem voor Jood uitscholden. En hij denkt aan de eerste dagen van de oorlog, aan mijn hartstochtelijke wens met de inzet van mijn leven te bewijzen dat ik een Duitser was, alleen maar een Duitser. Maar, vraagt hij zich af, ben ik niet evengoed een Jood? Hoor ik niet tot dat volk dat eeuwenlang vervolgd, verjaagd en gemarteld werd? Hij schaamt zich omdat hij zijn eigen moeder had willen verloochenen.

Net als Wasserman schrijft Toller over de Trägheit des Herzens. En hij bedoelt daar hetzelfde mee. Ik geloof niet aan het 'slechte' van de mens. Ik geloof veeleer dat hij tot verschrikkelijke handelingen komt uit gebrek aan fantasie en de traagheid van zijn hart. In zijn boek heeft Toller dat uitgediept en ook daarom is Eine Jugend in Deutschland nog steeds van betekenis en het lezen waard.

In zijn inleiding uit 1933 schrijft Toller: Als het juk van het barbarisme ons drukt, moeten wij strijden en mogen wij niet zwijgen. Wie in zo’n tijd zwijgt, pleegt verraad aan zijn roeping als mens. Gezwegen heeft Toller nooit en hij is het nationaalsocialisme, waarvan hij als één van de eersten het gevaar onderkende, blijven bestrijden. Maar ten slotte sloeg de vertwijfeling toe en werd het hem teveel. In 1933 vluchtte hij naar Zwitserland en in 1934 naar Londen. In 1936 ging hij naar Amerika voor het houden van lezingen. Fritz Landshoff van Querido heeft in zijn boek Erinnerungen eines Verlegers een mooi portret van zijn vriend Toller geschreven. Landshoff bezocht Toller in New York en trof hem daar in een diepe depressie. Samen zouden ze teruggaan naar Europa. Maar Toller kon er niet meer tegenop. Op 22 mei 1939 maakte hij in New York een eind aan zijn leven. Zijn dood was een schok voor allen die aan de goede kant stonden en van hem hielden.

In 2010 heeft Anaconda Verlag, Köln, Eine Jugend in Deutschland opnieuw uitgegeven. Een vertaling in het Nederlands is vrij gemakkelijk antiquarisch te vinden.

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011

Columns 2010

Columns 2009