In mijn vorige column schreef ik dat we binnenkort naar Kaunas gaan. Ik wees toen al op Abraham Mapu, in 1808 geboren in Slobodka, wat in die tijd maar een miserabele voorstad van Kaunas moet zijn geweest. Een kleine anderhalve eeuw later zal in Slobodka, de tegenwoordige wijk Vilijampolé, het getto van Kaunas worden ingericht.
De zeshonderd Joodse families die indertijd in Slobodka woonden, waren arm. Jekutiel Mapu was hun melamed. Eén van zijn taken was het onderwijs in het Hebreeuws. Zijn zoon Abraham Mapu werd de eerste Joodse schrijver die in die taal romans schreef. Het meest bekend is Ahavat Zion, verschenen in 1853 en in het Engels vertaald met The Love of Zion.
Het is me niet gelukt The Love of Zion al te lezen. Beter gezegd, geheel te lezen, want wel vond ik het boek van David Patterson, Abraham Mapu, A Literary Study of the Creator of the Modern Hebrew Novel, in 1964 door Horovitz Publishing, Londen, uitgegeven. Daarin staan niet alleen veel wetenswaardigheden over het leven van Mapu maar ook enkele hoofdstukken uit zijn drie romans. Twee daarvan zijn historische romans, The Love of Zion en The Guilt of Samaria. Het minder bekende The Hypocrite speelt zich af in Litouwen en is een eigentijdse roman. Ik kon me in ieder geval een beeld vormen. En dan denk ik dat zijn romans voor de lezer van nu verouderd overkomen, somewhat naïve and immature, schrijft Patterson. Niettemin zijn deze romans van belang omdat Mapu een brug heeft willen slaan tussen het toen nog steeds bestaande Joodse leven in arme en gesloten gemeenschappen en de moderne tijd waarin de Verlichting haar intrede had gedaan. Voor de lezers van de 19e eeuw opende The Love of Zion, ook al speelde het zich af in het Israël uit vroeger tijden, een geheel nieuwe wereld. It was the first novel, concludeert Patterson, that really broke new fresh grounds, that opened up the prospect of a free and independent life to a people hopelessly cramped and fettered by political, social and economic restrictions. Terugkijkend kan worden vastgesteld dat Mapu aan de wieg heeft gestaan van het zionisme en de wederopstanding van het Hebreeuws als een levende taal.
Sarah Neshamit, de schrijfster van The Children of Mapu Street, is in 1913 geboren in het grensgebied tussen Litouwen en Polen. Na de sjoa is zij naar Israël gegaan. Haar boek is in 1958 voor het eerst gepubliceerd, in het Hebreeuws, door Hakibbutz Hameuchad Publishing House. Uit de latere Engelse vertaling van het eerste hoofdstuk:
Kovno is indeed a Jewish city, teeming with elementary schools, and all kind of institutions; Hebrew rolls of the children’s tongues.
The city is situated where the Viliya River spills into the Niemen.
How lovely the Niemen is and how grand the Viliya. Their tall banks are decked with green forests. On the Sabbath Kovnites leave the city to swim in the river and lounge in the shade of the trees. Many Jews have even built summer homes in the forests. At night, anyone who goes up the mountain adjoining the rivers can see the whole dazzling city spread before him. On one of those hills Abraham Mapu sat and wrote his famous novel, Love of Zion. Here on the banks of the Niemen, his mind’s eye saw the banks of the Jordan and the Sea of Galilee.
Kovno boasts a Mapu Street – and old thoroughfare, with gray buildings one, two, and three stories high. The houses have courtyards ... This is a tale about one of the courtyards in Mapu Street.
Kaunas, een Joodse stad met veel scholen en andere Joodse instellingen, schrijft Neshamit. Zo was op Mapustraat nummer 9 een Joodse kleuterschool gevestigd. Ik vond op internet een foto met de kinderen van die kleuterschool samen met hun leidster. De foto is uit 1932.
In 1941 waren die kinderen tieners. Over tieners gaat het boek van Neshamit. Over Shula Weiss bijvoorbeeld die net als Shmuli Cohen en Rivka Wilensky nog speelden op de binnenplaatsen van Mapustraat toen de Duitsers Litouwen binnenvielen. Niet voor lang. Shula and her mother entered the ghetto. Hard days came ... Nothing remained to them of their apartment on Mapu Street. Van de Mapustraat naar het getto in Slobodka, de wijk waar Mapu eens was geboren. Shula Weiss zal het als één van de weinigen overleven en naar Israël gaan.
Reacties op columns zijn heel welkom. Daardoor merk je dat je gelezen wordt. Na mijn vorige column over Kaunas wees Lida Boukris me op het boek van Jochanan Fein, Jongen met viool, in 2006 uitgegeven door Mets & Schilt.
De jongen met viool is, anders dan The Children of Mapu Street, geen fictie maar het verhaal van Jochanan Fein zelf. Fein, geboren in 1929, is de jongen met viool die op de omslag staat afgebeeld. Fein heeft het getto van Kaunas overleefd. Met een aantal anderen is hij gered door Jonas Paulavicius die ervoor koos de strijd tegen de nazi’s aan te binden door het redden van Joden. Paulavicius kon de grootschalige uitroeiing van de Joden niet verdragen en wat hem vooral raakte, was dat die uitroeiing door zijn eigen landgenoten, zijn Litouwse broeders, werd uitgevoerd. Het ging hem om intelligente Joden, om bijzondere Joden waaraan dit volk, meende hij, na de grote ondergang en de massale moord behoefte zou hebben.
Ook Fein moest na de Duitse inval naar het getto in Slobodka verhuizen. Hij was getuige van de grote actie, oktober 1941, waarbij éénderde van het getto afgevoerd werd om vermoord te worden. Hij heeft ook nog de kinderactie van maart 1944 meegemaakt, het vreselijkste uit de geschiedenis van het getto van Kaunas. Na de kinderactie waren de overgebleven kinderen in het getto vogelvrij. Fein kon kort daarna het getto ontvluchten. Omdat hij heel goed viool kon spelen, was voor hem een plek geregeld in het buiten de stad gelegen en daardoor minder opvallende huis van Jonas Paulavicius.
Kort na de bevrijding van Kaunas is Fein nog een keer teruggegaan naar Slobodka. Het getto was er niet meer. De Duitsers hadden alle huizen verbrand. Met de bewoners die zich in de kelders hadden verscholen. Onder hen een klein kind, Gettele, zo genoemd omdat zij in het getto was geboren. En daar dus ook is gestorven. De geschiedenis van Gettele is, dacht ik eerst, het meest aangrijpende dat ik in het boek van Fein heb gelezen. Tot ik op bladzij 174 was gekomen en nog een zin las, die ik maar niet vergeten kan. Fein is na de bevrijding van Kaunas weer naar school gegaan. Hij moest een examen afleggen om te laten beoordelen in welke klas hij kon worden geplaatst. Toen hij tegen zijn examinatoren zei wie hij was, werd er gegrinnikt. Kijk eens, een Joodse jongen. ‘Bestaan die dan nog?’
Na de nodige omzwervingen is Fein naar Israël gegaan. Een gammel Israëlisch schip, de Atsma’oet (Onafhankelijkheid), bracht me vanuit Venetië naar Haifa, waar ik op 9 februari 1950 aankwam ... Ik was aan land gekomen, ik was thuis gekomen.
Omhoog kijkend kon hij de Carmel zien liggen waarover bijna honderd jaar eerder zijn stadgenoot Abraham Mapu in The Love of Zion had geschreven: