Herzl en Rathenau hadden contact met elkaar maar met Höre, Israel! was Herzl, het wekt weinig verbazing, niet erg gelukkig. Met lichte spot schreef Herzl aan Rathenau: Als ik me niet vergis, wordt in het artikel verlangd dat de Joden zich langere ledematen en rechte neuzen aanwennen. Rathenau van zijn kant zag niet veel in de ideeën van Herzl. Toch schreef hij aan Herzl: Von Erez Israel bin ich – ich gestehe es – noch weit entfernt. Aber ich bin kein Feind ... Niet de woordkeus en een wijze van uiten van iemand die het jodendom geheel de rug heeft toegekeerd. En in 1921, na de Balfour Declaration en een jaar voor zijn dood, heeft Rathenau er zelfs even over gedacht naar Palestina te gaan om zich een eigen oordeel te vormen.
Dit haal ik niet alleen uit de biografie van Brenner, Walther Rathenau, Deutscher und Jude, maar ook uit een mooi boek met interessante bijdragen en veel beeldmateriaal dat in 1993 is verschenen als catalogus bij een tentoonstelling over Rathenau in het Deutsches Historisches Museum in samenwerking met het Leo Baeck Institute in New York. Wie in Rathenau is geïnteresseerd, moet die catalogus op de kop proberen te tikken. Zelf heb ik de catalogus zonder moeite antiquarisch gevonden. Daaruit nog een voorbeeld dat opvalt. De synagoge bezocht Rathenau niet. In 1919 schreef hij (let op de eerste twee woorden): Meine Verbundenheit mit dem Judentum ... war stets eine geistige. Die Synagoge band mich nicht. Toch heeft Rathenau op verschillende momenten in zijn leven Hebreeuws geleerd en, zo las ik, na zijn dood zijn talrijke Joodse boeken uit de bibliotheek van Rathenau naar Leo Baeck gegaan. O.a. Jehuda Halevi en vertalingen van Midrasjiem. Leo Baeck zei daarover: Vieles hätte er dem jüdischen Denken und hoffen auch geben können, hätte er länger gelebt, hätte er, der sein Judentum gesucht hatte, es auch gefunden.
Het raadsel Rathenau laat zich niet zo gemakkelijk ontrafelen. Maar het is niet altijd nodig om te speculeren. Rathenau heeft ook standpunten ingenomen waarover geen misverstand mogelijk is. Categorisch wees hij de doop als middel om zich te assimileren af. Ook al in 1897, in zijn artikel Höre, Israel! Hij vindt het maar opportunistisch om op die manier von der Aufgebung seines Väterglaubens geschäftlich und sozial te profiteren. Bovendien, concludeert Rathenau, dient men zich in dat geval, het een volgt uit het ander, ook einverstanden zu erklären mit der preussischen Judenpolitik, die nicht weniger bedeutet als die schwerste Kränkung, die ein Staat einer Bevölkerungsgruppe zuzufügen vermag. Rathenau doelt hier op allerlei overheidsmaatregelen die Joden tot tweederangsburgers maakten. Een staat die Joden niet op dezelfde manier behandelt als alle andere burgers, wijst hij ondubbelzinnig af. Voor de gelijkberechtiging van de Joden stond Rathenau pal. Het is in niet mis te verstane woorden terug te vinden in zijn boek Zur Kritik der Zeit, in 1912 voor het eerst gepubliceerd en in 2008 door Georg Olms Verlag opnieuw uitgegeven in de Bibliothek Verbrannter Bücher (ondertitel: ein Auswahl der von den Nationalsozialisten verfemten und verbotenen Literatur). In Zur Kritik der Zeit zijn enkele eerder verschenen artikelen toegevoegd onder de paragraaf Staat und Judentum. Daaruit komt het citaat over de Judenpolitik. Maar laat ik Rathenau zelf nog een keer aanhalen, want als het gaat om gelijkberechtiging van de Joden kan het niet duidelijker: Ich kämpfe gegen das Unrecht, das in Deutschland geschieht.
Hier raken we de kern in het denken van Rathenau. Hij verloochende zijn jodendom niet en wenste als Jood volledig deel te nemen aan het openbare leven in Duitsland. Als Jood had hij te vaak zijn hoofd gestoten. Toen Rathenau minister van buitenlandse zaken van de Weimarrepubliek was geworden, heeft hij bezoek gehad van Kurt Blumenfeld en Albert Einstein. Zij wilden hem overhalen om af te treden, omdat zij meenden dat door zijn ministerschap alles wat in Duitsland fout leek te zijn gegaan, het was de tijd na Rapallo, en wat weer fout kon gaan, de Joden in de schoenen zou worden geschoven. Rathenau weigerde af te treden.
Rathenau was ambitieus maar hij was oprecht van mening dat ook Joden de hoogste publieke ambten moesten kunnen bekleden. Hij trad dus niet af. Zweig schrijft later dat Rathenau zich zijn dubbele verantwoordelijkheid, als Duitser en als Jood, zeer bewust was. Treffend is dat hij als minister van buitenlandse zaken op een personeelsformulier niet wilde invullen welk geloof hij beleed. En dit is niet omdat hij wilde ontkennen dat hij Jood was. Dat hij Jood was, wist iedereen. Maar omdat hij daarmee een signaal wilde afgeven ten gunste van de gelijkberechtiging van de Joden. De gestelde vraag, schreef hij er met de hand bij, strookt niet met de Grondwet (Diese Frage entspricht nicht der Verfassung).
personeelsformulier van Rathenau
Rathenau is maar enkele maanden minister van buitenlandse zaken geweest. Op 24 juni 1922 is hij door leden van de rechts-extremistische en antisemitische Organisation Consul vermoord. Hoe in die kringen werd gedacht, blijkt uit het rijm dat over Rathenau de ronde deed:
Die Gottverdammte Judenschau.
Brenner laat in zijn biografie scherp tot uiting komen dat Rathenau vele keren is gewaarschuwd voor een aanslag en desondanks nauwelijks beveiliging wilde. Waarom? Wat ging er om in deze zo intelligente en tegelijk eenzame man?
Na de moord op Rathenau liet de Centralverein deutscher Staatsbürger jüdischen Glaubens weten: Rathenau wurde Politiker, wurde Minister, weil er ein begeisterter Deutscher war – und wurde ein Opfer tierischer Mordwut, weil er ein aufrechter Jude war.
Deutscher und Jude, vele schrijvers na Rathenau hebben er mee geworsteld. Een aantal van hen komt na de zomer in beeld.