‘Duitsland heeft Rusland de oorlog verklaard. – ’s Middags naar het zwembad,’ schrijft Kafka op 2 augustus 1914 in zijn dagboeken. Enkele dagen daarvoor had Oostenrijk Servië de oorlog al verklaard en had de Duitse keizer vanaf het balkon van het slot in Berlijn de enthousiaste menigte toegesproken: ‘In dem jetzt bevorstehenden Kampfe kenne ich in meinem Volke keine Parteien mehr. Es gibt unter uns nur noch Deutsche.' In zijn Burgfriedensrede van 4 augustus herhaalt de Duitse keizer de woorden ‘ich kenne nur noch Deutsche’ en hij voegt daaraan toe: ‘ohne Parteiunterschied, ohne Stammesunterschied, ohne Konfessionsunterschiede.'
Het eerste nummer van Kriegszeit
met een lithografie van Max Liebermann,
voorstellende de jubelende burgers
en daaronder de woorden van de Duitse keizer
De meeste Joden in Duitsland en Oostenrijk juichten mee. Zij kregen, meenden ze, de kans te laten zien dat ze erbij hoorden, dat zij loyale burgers waren. De Central Verein deutscher Staatsbürger jüdischen Glaubens deed de volgende oproep:
Ook de zionisten lieten zich niet onbetuigd. Ook zij spraken de verwachting uit dat ‘unsere Jugend freudigen Herzens freiwillig zu den Fahnen eilt.' In de zionistische pers van Oostenrijk kon men lezen:
En Kafka? Kort na het uitbreken van de oorlog bevond Ernst Popper, een vroegere schoolkameraad van Kafka, zich op de Wenzelsplatz. Popper zag een mensenmassa in extase, vervuld van vaderlandsliefde en opgezweept door militaire muziek. En tussen de mensenmassa zag hij Franz Kafka, ook hij in trance, schrijft Popper.
In de loop van de avond kwam Popper Kafka opnieuw tegen, in een Praags café. Kafka ontkende niet dat hij die dag op de Wenzelsplatz was. Integendeel. ‘Es war herrlich,’ zou hij tegen Popper hebben gezegd. Al merkte Kafka wel op dat ‘sein Beigeisterungsausbruch nicht dem Krieg gegolten habe, den er fürchte und verabscheue, sondern dass es die Grösse des patriotischen Massenerlebnis gewesen war, die ihn überwaltigt hatte.'
Aangenomen al dat het verhaal van Popper correct is, hij diepte het eerst vele jaren later uit zijn geheugen op, dan nog moet worden geconstateerd dat Kafka al snel van zijn enthousiasme voor massabijeenkomsten was bekeerd. Op 6 augustus 1914 schrijft hij in zijn dagboeken (in de vertaling van Nini Brunt):
Tekening van Kafka
bij de dagboekaantekening van 6 augustus 1914
Wie de dagboeken leest, zou, oppervlakkig beschouwd, kunnen menen dat Kafka zich van de buitenwereld afsloot en de oorlog hem verder koud liet. Kafka, zo lijkt het, stond erbij en keek ernaar. Op 6 augustus merkt hij bovendien op dat van de literatuur uit beschouwd, zijn lot hoogst eenvoudig is. ‘De neiging om mijn gefantaseerd innerlijk leven uit te beelden (die Darstellung meines traumhaften innern Lebens), heeft al het andere naar de achtergrond gedrongen …’ Kort daarna begint Kafka aan Het proces en op 15 augustus noteert hij: ‘Ik schrijf sinds een paar dagen, moge het zo blijven. Zo totaal beschermd en in het werk ingekapseld als ik het twee jaar geleden was, ben ik nu niet, maar in ieder geval heeft mijn bestaan zin gekregen … Ik kan weer een gesprek met mijzelf voeren en staar niet zo in de absolute leegte.'
Nog maar kort daarvoor, op 12 juli 1914, was de verloving van Kafka met Felice Bauer verbroken in het Berlijnse hotel Askanischer Hof. Het Gerichtshof, heeft Kafka dat zelf genoemd. En zeker kunnen tussen dit Gerichtshof en Het proces verbanden worden gelegd. In Het andere proces, Kafka’s brieven aan Felice, heeft Elias Canetti van zijn zoektocht naar die verbanden verslag gedaan.
Toch is het een vergissing te menen dat Kafka alleen maar aan zijn persoonlijke omstandigheden dacht en de oorlog aan hem voorbij ging. De in het begin van deze column aangehaalde dagboekaantekening kan daarvoor niet als bewijs dienen. Integendeel, benadrukt Reiner Stach, het is één van de zeldzame gevallen dat Kafka in zijn zo persoonlijk gekleurde dagboeken naar een politieke gebeurtenis verwijst. Het is daarom veeleer opvallend dat Kafka het van belang heeft gevonden het uitbreken van de oorlog te vermelden.
Door de oorlog was ook het leven van Kafka door elkaar geschud. In een uitvoerige brief aan zijn ouders, van 20 of 21 juli, ruim een week dus na het verbreken van de verloving, ontvouwt Kafka zijn plannen om uit Praag weg te gaan, zijn baan op te geven en zich ergens in Duitsland geheel aan literair werk te wijden. ‘Ich kann ausserhalb Prags alles gewinnen, d.h. ich kann ein selbständiger ruhiger Mensch werden, der alle seine Fähigkeiten ausnützt …’ Kafka bezit 5.000 K. en hij heeft uitgerekend dat hij daarmee zo’n twee jaar vooruit kan. Het uitbreken van de oorlog doorkruiste deze plannen. Kafka’s persoonlijke omstandigheden verslechterden drastisch. Hij zat gevangen in Praag.
Dat kan Kafka door het hoofd hebben gespeeld toen hij aan Het proces begon. De beroemde eerste zin van de roman luidt: ‘Iemand moet Josef K. belasterd hebben, want zonder dat hij iets slechts had gedaan, werd hij op een ochtend gearresteerd.’ Stach wijst erop dat in het manuscript eerst het woord ‘gefangen’ stond, naderhand gecorrigeerd in ‘verhaftet’, wat in het verband van het verhaal veel beter is.
Eerste bladzij van het manuscript van Het proces
met de wijziging van ‘gefangen’ in ‘verhaftet’
Veel van Kafka’s vrienden moesten in dienst of meldden zich vrijwillig voor een militaire functie. Kafka echter was ‘untauglich’, ongeschikt verklaard. Toch drong tot hem door wat een ellende de oorlog met zich bracht. Mede door zijn werk voor de Arbeiter-Unfall-Versicherung was hij, in de woorden van Stach, een Mitwisser des Krieges. Door zijn werkgever was Kafka belast met het in kaart brengen van de gevolgen van door soldaten in de oorlog opgelopen verwondingen en traumatische ervaringen. In één van de door Kafka opgestelde Amtliche Schriften valt het volgende te lezen:
Niettemin wordt 1914 voor Kafka een vruchtbaar literair jaar. Het lukt hem om in oktober enkele weken verlof te krijgen om, zoals hij in zijn dagboek schrijft, ‘met de roman wat op te schieten.’ En op 31 december kan hij in zijn dagboek optekenen:
De vraag laat zich stellen of in dit werk de oorlogsomstandigheden zijn terug te vinden. Met zoveel woorden niet, al hebben sommigen de invloed van de oorlog op teksten van Kafka kunnen blootleggen of gemeend een en ander te kunnen aantonen. Wie daarin is geïnteresseerd, verwijs ik naar de hierna genoemde essaybundel over Kafka, Praag en de Eerste Wereldoorlog. In deze column volsta ik met de constatering dat Kafka zijn persoonlijke omstandigheden en de wereld om hem heen met elkaar heeft weten te verbinden.
Canetti formuleert dat zo (in de vertaling van Theodor Duquesnoy):
Wie meent dat het hem vergund is om zijn innerlijke wereld van zijn uiterlijke te scheiden, bezit in het geheel geen innerlijke wereld waarvan iets te scheiden zou zijn …
Canetti spreekt van ‘een verstrengeling van die helse wereld buiten hem met de wereld in zichzelf.’ ‘Dat was in augustus 1914 het geval,’ vervolgt Canetti, ‘hij heeft dit verband zelf onderkend en op zijn manier duidelijk uitgesproken.' Canetti zal hier doelen op de dagboekaantekening van Kafka van 13 september:
Noten:
Voor deze column heb ik vooral gebruik gemaakt van Kafka, Prag und der Erste Weltkrieg, Prague and the First World War, de gebundelde bijdragen van de in 2010 door het Oxford Kafka Research Centre georganiseerd symposium, uitgegeven door Königshausen & Neumann, Würzburg 2012. Een van de bijdragen is van de hand van Reiner Stach.
De tekening van Kafka staat in Einmal ein grosser Zeichner, Franz Kafka als bildender Künstler, herausgegeben von Niels Bockhove und Marijke van Dorst, Vitalis 2006.