De vorige columns gingen over het Café des Westens en het Romanische Café. Het zijn cafés in het Berlijn van voor de oorlog die een deel zijn van onze geschiedenis. Ik had het voornemen vandaag iets te schrijven over enkele kort geleden verschenen boeken. Het zijn allemaal heel verschillende boeken, dus dat wordt, dacht ik, een potpourri. Maar al schrijvende zag ik toch wel degelijk een verband. In al die onderling zo verschillende boeken staat steeds een aspect van onze geschiedenis centraal.
Eerst weer terug naar Berlijn omdat uitgeverij Vantilt het boek met herinneringen van Walter Benjamin, Kinderjaren in Berlijn rond 1900, opnieuw heeft uitgegeven. De vertaling is van Hans Driessen. Een nieuwe vertaling is nodig, schreef ik twee jaar geleden, omdat na de vertaling uit 1974 alsnog een ‘Fassung letzter Hand’ is gevonden. In die ‘Fassung letzter Hand’ heeft Benjamin de nodige veranderingen in de tekst aangebracht en het is deze versie die in de nieuwe vertaling van Kinderjaren in Berlijn rond 1900 kon worden gebruikt.
Boven mijn column van twee jaar geleden staat: ‘De groeten van meneer onhandig’. Zo had Hans Hom in 1974 ‘Ungeschickt lässt grüssen’ uit het laatste verhaal, Het mannetje met de bochel, vertaald. Hannah Arendt had die woorden, ‘Ungeschickt lässt grüssen’ bovendien gebruikt om Benjamin maar ook Proust en Kafka te typeren. Ik zocht meteen op hoe Hans Driessen die woorden had vertaald. ‘De groeten van onhandige Harrie’, staat er. Deze vertaling roept bij mij helaas niet het gevoel op dat ik in navolging van Hannah Arendt had bij ‘De groeten van meneer onhandig’. Dit terzijde, want laat u vooral niet weerhouden deze bijzondere ‘in beelden gestolde herinneringen’ van Walter Benjamin in de nieuwe vertaling van Hans Driessen te gaan lezen.
Als je al jaren over Joodse literatuur schrijft, ontkom je er niet aan af en toe op boeken te wijzen die helaas nog niet zijn vertaald. Het geeft dan voldoening dat dit alsnog gebeurt. Over Edgar Hilsenrath schreef ik in 2012 drie columns en ik wees toen ook op de in 1997 verschenen ‘autobiografische roman’ Die Abenteuer des Ruben Jablonski. Maart van dit jaar is deze roman, vertaald door Elly Schippers, onder de titel De belevenissen van Ruben Jablonski, Een autobiografische roman, bij Ambo/Anthos verschenen. Daaruit heb ik indertijd al verschillende passages geciteerd. Hier wil ik liever - nogmaals - een citaat overnemen uit De thuiskomst van Jossel Wassermann, ook vertaald door Elly Schippers. In dat citaat, zo passend in een column met boeken over onze geschiedenis, waait de wind om de trein met de uit Sereth, een plaats in de Boekovina, gedeporteerde Joden.
‘Wat is het beste?’, vroeg de wind.
En de rebbe zei: ‘Onze geschiedenis. Die hebben we meegenomen.’
En de wind zei: ‘Maar rebbe, dat kan toch niet. De geschiedenis van de joden is in het sjtetl achtergebleven.’
‘Nee,’ zei de rebbe, ‘je vergist je. Alleen de sporen van onze geschiedenis zijn achtergebleven.’
Ruim twee jaar geleden schreef ik over Die Fünf, de oorspronkelijk in het Russisch geschreven roman van Vladimir Jabotinsky (of Zjabotinski) over zijn geboortestad Odessa aan het begin van de vorige eeuw. Van die belangrijke roman is februari van dit jaar een Nederlandse vertaling verschenen onder de titel Afscheid van Odessa. De vertaling is van Otto Boele en Inge van Gemert. Ook in Odessa ligt onze geschiedenis.
De exil-uitgeverijen Allert de Lange en Querido zijn in deze columns regelmatig genoemd. Over Em. Querido’s Uitgeverij tijdens en na de bezetting is een door Willem van Toorn, Arjen Fortuin en Hugo van Doornum geschreven boek uitgekomen onder de titel Verborgen boeken. Aangekondigd is een biografie van Arjen Fortuin over Emanuel Querido, 1871-1943, Een leven met boeken, te verschijnen eind september van dit jaar. Ik haal Verborgen boeken echter vooral aan omdat daarin is opgenomen de brief van Querido aan de Rijkscommissaris voor de Bezette Nederlandse Gebieden, waarin hij stelt dat hij als Portugese Jood geen volbloed Jood is. Het heeft hem en anderen die deze weg hebben gevolgd niet geholpen. Querido is op 23 juli 1943 in Sobibor vermoord.
Na de oorlog is weinig subtiel geoordeeld over de poging van Portugese Joden zich aan deportatie te onttrekken door hun Jood-zijn te verloochenen. Een en ander kan echter niet als een zwarte bladzij in onze geschiedenis worden beschouwd. Een veel evenwichtiger benadering is te vinden in de bundel artikelen die de Amsterdam University Press heeft uitgegeven onder de titel Ontjoodst door de wetenschap en in het proefschrift van Jaap Cohen, De onontkoombare afkomst van Eli d’Oliveira, Een Portugees-Joodse familiegeschiedenis, uitgegeven door Querido.
De ‘Aktie Portugesia’ maakt slechts een onderdeel uit van dit prachtige proefschrift dat een belangrijk gedeelte van onze geschiedenis bestrijkt. De familiegeschiedenis begint al in de 17e eeuw. Ik heb het boek in één adem uitgelezen. Zoveel materiaal en zo goed geschreven! Hier kan ik het bij laten want Jaap Cohen zal in november bij Crescas zelf aan het woord komen. Laat u die kans niet ontgaan!
Tenslotte het boek van Judit Neurink, De Joodse bruid, Het verdwenen verleden van Irak, vorig jaar al verschenen bij Uitgeverij Jurgen Maas. Deze roman bevat eveneens een familiegeschiedenis maar wel van een familie die leefde in een deel van de wereld, Iraaks-Koerdistan, waarvan ik eerlijk gezegd maar bitter weinig weet.
De hoofdpersoon van dit boek, Zara, vindt het dagboek dat haar Joodse grootmoeder, Rahila, heeft verborgen toen zij om zich en haar familie te redden met een Moslim trouwde, een Moslim die dit wist en van haar hield. Al lezende in het dagboek van haar grootmoeder ontvouwt zich voor Zara de geschiedenis van de Joden in dit deel van de wereld. Uiteindelijk kan ze er niet omheen en beseft ze: ‘Ik ben niet zomaar een Koerdische. Ik ben een Joodse. In mij leven eeuwen Joodse geschiedenis voort.’