Jeanne Weil is haar leven lang trouw gebleven aan haar Joodse afkomst. Trouwen met de katholieke Adrien Proust, akkoord. Haar kinderen laten dopen, ook dat wilde zij wel beloven. Maar zelf katholiek worden, ging Jeanne Weil een stap te ver. En daarom werd op 3 september 1870 tussen de Joodse Jeanne Weil en de katholieke Adrien Proust alleen een burgerlijk huwelijk gesloten.
Evelyne Bloch-Dano heeft over Madame Proust een mooi boek geschreven dat daarna ook in Duitse en Engelse vertaling is verschenen. Helaas niet in het Nederlands. In het boek van Bloch-Dano krijgt de ‘kant van Jeanne Weil’ alle aandacht en in de hoofdstukken over de families Weil en Berncastel geeft Bloch-Dano een boeiend portret van twee Joodse families die gebruik maakten van de kansen die zij kregen, nadat de Assemblée constituante van 1791 aan de Franse Joden burgerrechten had verleend.
Grootvader Baruch Weil kwam uit de Elzas en vestigde zich al in 1802 in Parijs. Hij was fabrikant van porselein en heeft daarmee een aanzienlijk vermogen opgebouwd. Zijn eerste zaak, Au vase d’or, was aan de Rue du Temple gevestigd. Daarna had hij een zaak aan de Boulevard des Italiens met een luxe vestiging in de Passage de l’Opera. Zijn generatie was nog actief in de Joodse gemeenschap. Baruch Weil was lid van het bestuur van de Joodse gemeente.
Zijn zoon Nathé Weil, de vader van Jeanne Weil, was effectenmakelaar. Een koosjere huishouding voerden Nathé Weil en zijn vrouw Adèle Berncastel al niet meer. Ook was geen sprake van regelmatig sjoelbezoek. Alleen tijdens de Hoge Feestdagen ging men nog naar de synagoge. Nathé Weil, Adèle Berncastel en hun kinderen Jeanne en George-Denis behoorden tot de Joodse haute bourgeoisie. Geassimileerd, ja, maar Joden zeker ook. Nathé Weil en Adèle Berncastel zijn dan ook begraven op het Joodse gedeelte van de begraafplaats Père-Lachaise.
Families als de Weils en de Berncastels belichamen de sociale opkomst van de Franse Joden, loyaal tegenover Frankrijk dat hun als eerste land burgerrechten had verleend. Ze waren Fransen. Maar ze bekeerden zich niet tot het christendom en de familiezin was sterk ontwikkeld. Het typeert ook Jeanne Weil. Net als haar ouders bleef zij een Franse Jodin, ook toen zij met de katholieke Adrien Proust was getrouwd. Adrien Proust was van veel geringere komaf dan Jeanne Weil maar heeft als vooraanstaand arts een glanzende carrière gemaakt. Hun huwelijk, hoewel tussen hen zeker sprake was van genegenheid, lijkt vooral sociaal ingekleurd. Adrien Proust was bovendien veel weg. Jeanne Weil behield hierdoor haar zelfstandigheid en de contacten met de eigen familie bleven diepgaand en veelvuldig.
Ook haar zoon Marcel Proust moet dus wel het nodige hebben meegekregen van de kant van Jeanne Weil. Katholiek gedoopt, maar tevens lid van een invloedrijke Joodse familie, was Marcel Proust aanwezig bij bar mitswa’s, huwelijken en begrafenissen. In 1896 heeft hij de begrafenis van de broer van Nathé Weil bijgewoond. Bloch-Dano laat Marcel Proust bij die gelegenheid een keppeltje dragen. Kort hierna overleed Nathé Weil en ook bij de begrafenis van zijn grootvader was Marcel Proust natuurlijk aanwezig. Tijdens de choepa van zijn neef Henri Bergson, geleid door rabbijn Zadoc Kahn, zat Marcel Proust in de synagoge aan de Rue de la Victoire.
Tussen Marcel Proust en zijn moeder bestond een zeer sterke band, al van jongs af aan. Overbekend is dat hij niet kon slapen als zijn moeder hem geen nachtkus had gegeven. Toen hij een keer een waardevol Venetiaans glas had gebroken, schreef zijn moeder hem: het gebroken glas zal tussen ons zijn wat het in de tempel is, het symbool van een onverbrekelijke eenheid. Door zijn kennis van Joodse rituelen heeft Marcel Proust kunnen begrijpen wat zijn moeder daarmee bedoelde, ook al wordt veelal aan het breken van een glas na de choepa een andere betekenis toegekend.
Marcel Proust was, in zijn eigen woorden, passionnément en le plus ardent dreyfusard. De kant van Jeanne Weil zal daaraan hebben bijgedragen. Dreyfus werd aangeklaagd, niet omdat hij schuldig was, maar omdat hij een Jood was. De dreyfusaffaire raakte daarom de Joden in hun meest gevoelige punt: hun Franse identiteit. Kon men tegelijk Jood en Fransman zijn? Die dubbele identiteit werd door de dreyfusaffaire op de proef gesteld. Het is opvallend dat Adrien Proust antidreyfusard was, overtuigd van de schuld van Dreyfus. Hij kon zich niet indenken dat hoge ambtenaren, met wie hij dagelijks verkeerde, het bij het verkeerde eind hadden. Zijn vrouw en zijn beide zonen waren echter dreyfusards. In 1898, tijdens de dagen volgend op het J’accuse van Zola, plaatst Marcel Proust zijn naam op de lijst ten gunste van de eerste revisie van de strafzaak tegen Dreyfus. Hij volgt met intense belangstelling de zittingen tijdens het daarop volgende proces tegen Zola. In Op zoek naar de verloren tijd neemt de dreyfusaffaire een belangrijke plaats in.
Jeanne Weil stierf op 26 september 1905. Haar begrafenis, zo meldt Bloch-Dano, is georganiseerd door de Consistoire Israélite de Paris. Dat staat op grond van documentatie vast. Bloch-Dano voegt hieraan toe dat een rabbijn kaddiesj heeft gezegd en zij noemt dat een laatste gebaar van een zoon voor zijn Joodse moeder. Mooi, maar zoals blijkt uit de daarbij geplaatste noot, gaat het om mondelinge overlevering, afkomstig van één bron.
Marcel Proust is pas na het overlijden van zijn moeder begonnen aan het schrijven van Op zoek naar de verloren tijd. Op 18 november 1922 is hij overleden en na een dienst in de katholieke kerk Saint-Pierre-de Chaillot is hij op Père-Lachaise begraven. Katholiek gedoopt en begraven. Toch heeft Proust de kant van Jeanne Weil nooit onder stoelen of banken gestoken. Een samenvatting is te vinden in een brief van Marcel Proust aan Robert de Montesquiou: hoewel ik katholiek ben, net als mijn vader en mijn broer, is mijn moeder een Jodin. Het geeft de situatie precies weer. Niet meer en niet minder.
Er is een parallel te trekken tussen Katia Pringsheim, over wie ik in mijn vorige column schreef, en Jeanne Weil. Zij staan allebei aan het eind van een assimilatieproces. De broer van Jeanne Weil, George-Denis Weil, is echter nog wel bar mitswa geworden en in de synagoge aan de Rue de la Victoire stonden hij en zijn vrouw onder de choepa. De achterin het boek van Bloch-Dano opgenomen stamboom vermeldt 1944 als jaar van overlijden van hun dochter en schoonzoon. De kant van Jeanne Weil lijkt zo te eindigen. Maar er was ook nog een kleindochter van George-Denis Weil. Hoe het haar is vergaan, staat er niet bij.
Evelyne Bloch-Dano, Madame Proust, Biographie, Grasset, 2004. De Duitse uitgave verscheen in 2006 bij Claassen en de Engelse uitgave in 2007 bij de University of Chicago Press.