Schrijf dat op, Kisch!

Leo Frijda

vrijdag 2 mei 2014

Anders dan Kafka was Egon Erwin Kisch wel goedgekeurd voor het leger. Al op 29 juli 1914 kreeg reserve-korporaal Kisch, hij bevond zich in Berlijn, het bericht zich onmiddellijk bij zijn regiment te voegen. Op het Anhalter Bahnhof was het een drukte van belang, de Duitsers zongen 'die Wacht am Rhein’. De treinreis bracht Kisch via Praag naar Pisek waar het k.u.k. infanterieregiment nr. 11 lag. Pisek was niet het eindstation. Het infanterieregiment rukte al spoedig uit, per trein richting Servië. “Viel zu schöne Mädels schenkten uns in alle Stationen Zigaretten, Schnaps, Feldpostkarten. In Nagymaros brachten uns Jüdinnen (Sommerfrischlerinnen) Blumen, Zigaretten und Obst an die Bahn und sandten uns Küsse nach …”

Op 12 augustus bereikt Kisch Servië en drie dagen daarna noteert hij:

Wir haben schon viel erlebt während dieses serbischen Feldzuges, wir haben Tote, Verletzte, Häftlinge und Hinrichtungen gesehen, wir haben Strapazen, Müdigkeit, Hunger, Durst, Frost und Hitze in den vierzehn Tagen überstanden, seit wir Kleider und Stiefel nicht von unseren Leibern ziehen konnten.

Kisch, ‘der rasende Reporter’, heeft van zijn oorlogservaringen een dagboek bijgehouden, in 1922 gepubliceerd onder de titel Als Soldat im Prager Korps en in 1930 opnieuw uitgegeven onder de titel Schreib das auf, Kisch! Aufbau Verlag heeft dit herdenkingsjaar een herdruk op de markt gebracht. Een Nederlandse vertaling van dit dagboek is helaas niet voorhanden.

Van de verschrikkingen in de loopgraven van België en Frankrijk zijn we ook in ons land goed op de hoogte. We denken dan vooral aan de slag aan de Somme. Van het oostelijk front en de slag aan de Drina weten we minder. In het boek van Koch over de Grote Oorlog beslaat het hoofdstuk Het Oostenrijks-Hongaarse debacle in Servië en Galicië slechts een kleine zeven bladzijden. Kisch en diens dagboek noemt hij niet. Oostenrijk, vat Koch samen, ‘werd verslagen door het kleine Servië en vernederd door Rusland’. De Oostenrijkse verliezen in Servië waren ‘dramatisch hoog’, de helft van de strijdkrachten. In Galicië gold hetzelfde, in drie weken was al de helft van de troepen ‘er doorheen gejaagd’. Ook Praag telde zijn doden, onder wie Wolfgang Kisch, de broer van Egon Erwin Kisch. Als Kisch van de dood van zijn broer hoort, schrijft hij dat zijn ‘glückliches Heim’ nu niet meer bestaat. ‘Dieses Heim ist nun auch befleckt und besudelt von dem wahnsinnigen Schlachten, das durch die Welt geht’.

Kisch heeft van 31 juli 1914 tot 22 maart 1915 onopgesmukt genoteerd wat zich onder zijn ogen afspeelt, eerst in Servië en de laatste twee maanden in Galicië. Onder barre omstandigheden legt hij dagelijks vast wat hij tijdens die oorlogsdagen meemaakt. Over de titel van de herdruk uit 1930 bericht hij in zijn latere samenvatting Ein Reporter wird Soldat:

Stundenlang schreibe ich in mein Notizbuch. Die Kameraden spotten: ‘Schreib das auf, Kisch!’ Der Satz wird zur ständigen Redensart. Auch wenn ich nicht dabei bin, unterschreichen die Soldaten ihre Witze, Flüche, Drohungen, Klagen mit einem ‘Schreib das auf, Kisch!’ Kisch schreibt auf, wenn der letzte Hosenknopf abreisst, wenn das einzige Stück Seife in den Brunnen fällt, wenn Blut in den Essnapf spritzt.


Reservekorporaal Kisch

Het dagboek van Kisch bevat veel gruwelijke passages. De soldaten die de oorlog in werden gestuurd, waren inderdaad niet meer dan kanonnenvoer. De slag aan de Drina die Kisch heeft meegemaakt, is daarvan een onthutsend voorbeeld. Vooral zijn gedetailleerde beschrijving van de oversteek van deze rivier op 10 september 1914 leest als een nachtmerrie. Een klein stukje tekst is al meer dan genoeg om daarvan een glimp op te vangen:

Überall das gleiche Bild: an dreissig Ertrinkende, schreiend, röchelend, schnappend, aus dem Wasser tauchend, versuchten, sich in der Luft festzukrallen und an dem Nichts emporzuziehen; Füsse streckten sich aus dem Wasser während ich dieses schreibe, zittert meine Hand, ich muss innehalten.

Over Kisch is gezegd dat hij zonder gebedsriemen door het leven is gegaan en zijn oorlogsdagboek bevat geen aanknopingspunten om daar anders over te denken. Wel vond ik nog de volgende aantekening, Velka Brana, Mittwoch, den 30. september 1914:

Heute ist Versöhnungstag der Juden. Genau nach dem Ritus faste ich notgedrungen, aber schon den zweiten Tag, denn wir haben keine Menage bekommen und kein Brot gefasst. Ich wünschte, es wäre Versöhnugstag der Welt, kein religiöser, sondern ein wirklicher.

Februari 1915 wordt het regiment van Kisch overgeplaatst naar het Russische front in Galicië. Op 18 maart wordt Kisch door een granaat aan het hoofd getroffen. Door deze verwonding kan hij met de trein naar Praag terugkeren. Praag naderend droomt hij ervan weer boeken te lezen, in koffiehuizen te zitten, meisjes te kussen en met vrienden te praten, maar hij onderdrukt die gevoelens en hij dwingt zich aan zijn dode kameraden te denken, ‘an viele hundert tote Freunde, denen keine Heimkehr beschieden war, die verscharrt und unverscharrt in schrecklichen Winkeln Serbiens und Galiziens liegen’.

Overgeplaatst naar Galicië had Kisch op 9 februari 1915 genoteerd:

Eine Stunde später waren wir in Pereseny, einem Ort östlich der Kultur, mit Figuren, wie von Karl Emil Franzos gezeichnet, kleine Judenkinder mit gekräuselten Schmachtlocken, Judenfrauen, Perücken über ihrem eigenen (bei der Hochzeit abgeschnittenen) Haar, Männer in Kaftanen und Schaftstiefeln, Huzulen und Slowaken in Schafpelzen.

Een dag later sprak Kisch ‘mit jüdischen Auswanderern’. Het greep hem erg aan.

Was sie erzählten, war fürchterlich, oft las man von Kosakengräueln, ebenso oft von Schrecknissen der Progrome, aber man hielt das im Frieden für Übertreibungen aus Sensationsgier, im Kriege für Stimmungsmache. Widerstrebend, in abgebrochenen Sätzen, einer dem anderen aushelfend, berichteten diese armen Leute von ihren Leiden. Das konnte nicht erlogen sein.

Sie waren in ihrem galizischen Ort geblieben, als zum ersten Mal die Russen kamen; ‘es sind doch auch Menschen, haben wir uns gesagt’, doch sie brachen in die jüdischen Wohnungen ein, raubten mit vorgehaltenem Revolver, verprügelten die Männer, und alle ihre Fragen gingen nach Frauen und Mädchen (…)

Bis zum Herannahen des Österreicher hatte sich ein Teil der Juden in dem Kessel einer Fabrik versteckt gehalten und dort gehungert. Nachdem die Österreicher jetzt den Ort wieder räumen mussten, flüchteten die Familien, ganzlich vernichtet und verarmt.

De arme Joden uit Galicië probeerden te ontkomen. Praag telde eind 1914 al meer dan 10.000 Joodse vluchtelingen. Die gevolgen van de oorlog ontgingen de inwoners van Praag niet. Ook Kafka niet. Daarover volgende week.





Noten:

Egon Erwin Kisch, Schreib das auf, Kisch, Ein Kriegstachebuch, Aufbau Verlag, Berlin 2014 (met achterin Ein Reporter wird Soldat).

Koen Koch, Een kleine geschiedenis van de Grote Oorlog 1914-1918, Ambo, Amsterdam 2010/2014.

De foto van Kisch als reservekorporaal is uit Marcus G. Platka, Der rasende reporter Egon Erwin Kisch, Eine Biographie in Bildern, Aufbau Verlag, Berlin 1998.

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.
Dank aan Leo Frijda dat hij door zijn column helpt deze belangrijke schrijver - daarenboven een heel ver familielid - aan de vergetelheid te ontrukken. Ik las zijn 'reportages' altijd met veel plezier.
De gruwelen van de kozakken ten opzichte van de Joden (moorden, verkrachtingen, vernielingen) tijdens de Russisch-Poolse oorlog van 1920 kan men ook nalezen in de verhalenbundel 'Rode ruiterij' van Isaak Babel. De Russische 'revolutionaire' soldaten beschouwden de Poolse katholieke officieren als adellijke jonkers die moesten worden uitgeroeid. Vanuit dit paradigma zou je kunnen denken dat de Joden als proletariërs en medebroeders tegen de Poolse grootgrondbezitters werden gezien. Niks daarvan. 'Rode ruiterij' is een verbijsterende verhalenbundel.

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011

Columns 2010

Columns 2009