Herman de Man had een moeilijk en niet altijd te doorgronden karakter. 'Het raadsel de Man', heeft ook Gé Vaartjes, de biograaf van Herman de Man, niet helemaal kunnen ontrafelen. Herman de Man had het hart op de tong maar in zijn boeken blijft het persoonlijke veelal buiten schot. Dat geldt ook voor zijn Joodse afkomst. Over de joden en hunne vervolgers uit 1933 is een uitzondering.
In zijn jonge jaren is Herman de Man, toen nog Salomon Herman Hamburger, samen met zijn vader, en ook wel alleen, met mollenvellen en andere koopwaar door de Lopikerwaard getrokken. Hij was van plan die ervaringen in een roman te verwerken, Jood onder de boeren. 'Dit boek zou gaan', deelt Gé Vaartjes mee, 'over een joodse koopman, die tussen de boeren woont en de eerste jaren door hen gemeden wordt. Langzamerhand echter wint hij hun sympathie en maakt de benaming jood waarmee hij wordt aangeduid plaats voor zijn achternaam'. Het is er nooit van gekomen. Wel zijn in 1981 enkele verhalen die in de beginjaren twintig in tijdschriften waren gepubliceerd, alsnog gebundeld onder de titel Uit mijn kinderjaren. Het is een uitgave van de Vereniging 'Herman de Man'. Voorop staan foto's van Herman de Man als vijfjarige en als elfjarige (samen met zijn broer en zus).
Sallie, zoals de hoofdpersoon uit deze verhalen meestal heet, is een eenzelvig Joods jongetje, dat anders was dan de gewone jongens. En als hij wat ouder is trekt hij door de Lopikerwaard:
In het laatste verhaal is Sallie Salomo geworden en kan hij, financieel ondersteund door een rijke koeienkoper, naar de HBS. Samen met diens dochter die Salomo eerst voor een gewoon mollenjoodje had versleten. De HBS heeft Herman de Man nooit bezocht. Het is fictie. Maar ik noem het verhaal omdat Salomo op de HBS geconfronteerd wordt met antisemitisme, een thema dat Herman de Man in geen van zijn latere romans heeft verwerkt. Als medeleerlingen een jehoede beschimpen en een smaadlied op joden zingen, neemt Salomo het voor hem op. Voddenjood? Voddenjood?! Misschien is die man beter dan jullie allemaal bij elkaar. En als één van de medeleerlingen oppert: Wie weet is zijn eigen vader het vroeger niet geweest, antwoordt Salomo: Geweest? Nee, lafaard, dat is mijn vader nòg!
Er is slechts één roman, De eenzame, geschreven in 1923, waarin een Joods meisje voorkomt, Vrouke de Lieme, een koopmansdochter uit Woerden; haar vader bekleedde mede de functie van voorlezer in de kleine synagoge daar. Het was de synagoge in Woerden, schrijft Gé Vaartjes, die de ouders van Herman de Man af en toe bezochten en waar Herman de Man in zijn jeugd dus ook wel eens kan zijn geweest. Vrouke heeft milde herinneringen aan menig godsdienstfeest, gevierd in de familie. Op haar wordt de hoofdpersoon uit de roman, Hubert Montijn, verliefd. Hij vertelt haar over het nieuwe testament maar tot een bekering komt het niet. Vrouke sterft jong en haar begrafenis volgens de Joodse gebruiken, 'dwars door het polderland naar de Joodse begraafplaats in Woerden', is door Herman de Man liefdevol beschreven.
'Het gezin compleet in 1934', schreef Herman de Man achterop deze foto (collectie Joods Historisch Museum, Amsterdam).
Om rustig te kunnen werken verbleef Herman de Man in 1939 enige tijd in de Franse Alpen. Hij schreef daar Heilig Pietje de Booy. Op 30 april 1940 ging hij opnieuw naar Frankrijk. Alleen, zonder vrouw en kinderen. Van schrijven is niet veel meer gekomen. Tien dagen later vielen de Duitsers Nederland binnen. Herman de Man heeft via Portugal Londen weten te bereiken waar hij heeft gewerkt voor Radio Oranje. In een uitzending van 29 juli 1942 sprak hij al over de systematische uitroeiing van de Poolse Joden. Hij zei onder meer: 'Maar welk Duitsch oorlogsbelang is er mee gemoeid, dat duizenden weerloze Joodsche Polen, bij groote groepen tegelijk, in gaskamers afgemaakt zijn geworden'. In 1943 is Herman de Man naar Curaçao gegaan om daar een radio-omroep op te zetten. Augustus 1945 keerde hij terug naar Nederland. Slechts twee van zijn kinderen bleken de oorlog te hebben overleefd.
Op 26 juli 1942 was in alle rooms-katholieke kerken gebeden om bijstand voor de vervolgden en een protesttelegram voorgelezen. Met het gevolg dat op 2 augustus 1942 alle katholieke Joden in Nederland werden opgehaald. Dat lot trof ook de vrouw van Herman de Man en vijf van zijn kinderen. Aan de bisschop van Den Bosch moet nog zijn gevraagd om iets voor Eva en haar kinderen te doen. Dat kon de bisschop niet, 'want', zei hij,'vanaf nu zijn zij niet meer katholiek maar joods'. Eva en vier van de vijf kinderen zijn maar kort in Westerbork geweest en al op 9 augustus 1942 in Auschwitz vergast. De oudste zoon is op 30 september 1942 in Auschwitz vermoord. De vader van Herman de Man, Herman Salomon Hamburger, is op 23 april 1943 in Sobibor omgebracht. Ook zijn broer, Izak Hamburger, en diens vrouw overleefden de oorlog niet.
Herman de Man ging in zaken en had, schrijft zijn biograaf, verder nog slechts één doel: wraak en vergelding. Zo richtte hij zijn pijlen op de burgemeester van Berlicum die, meende hij, zijn gezin had kunnen en dus ook moeten waarschuwen. Op 14 november 1946 is Herman de Man, terugkomend van een zakenreis, bij een vliegtuigongeluk op Schiphol om het leven gekomen.