Franz Baermann Steiner is lang een onbekend dichter gebleven. En nog steeds is hij slechts in beperkte kring bekend. Zijn gedichten zijn tijdens zijn leven nooit gebundeld. Dat is wel geprobeerd. In 1950 zouden enkele gedichten in een bundel worden uitgegeven en de bundel was zelfs al gezet maar de uitgever raakte in financiële problemen. Ook dat knakte Steiner. Na de dood van Steiner heeft H.G. Adler in 1954 en in 1964 twee kleine gedichtenbundels bezorgd. En sinds 2000 hebben we de verzamelde gedichten (het zijn er ongeveer 300) die door Jeremy Adler, de zoon van H.G. Adler, zijn bijeengebracht. In Nederland heeft Ton Naaijkens in De Gids, jaargang 1994, aandacht gevraagd voor Steiner en tevens een vertaling gemaakt van diens belangrijkste gedicht Gebet im Garten. Van die vertaling maak ik hierna gebruik.
Er zijn altijd vrienden en andere dichters geweest die op het grote belang van Steiner hebben gewezen. Een paar van zulke uitspraken zijn achterin de verzamelde gedichten opgenomen. Iris Murdoch tekende in haar dagboek op: F. vragen om Rilke voor te lezen is als het vragen aan Baudelaire om Rimbaud voor te lezen. Hugo Bergmann schreef dat hij de Duitsers benijdt dat zij een gedicht als Gebet im Garten bezitten. Erich Fried beschouwde Steiner als één van de meest belangrijke en originele Duitstalige dichters van de laatste zeventig jaren. Fried zei dat in 1987. Volgens Jeremy Adler verdient Gebet im Garten naast Celans Todesfuge te staan en erkenning te krijgen als één van de grote gedichten van de Holocaust. Steiners poëzie, schrijft Naaijkens, draagt, net als het werk van Paul Celan, het watermerk van de Holocaust. Met deze mooie formulering ben ik het helemaal eens.
Gebet im Garten (am Geburtstag meines Vaters dem ersten Oktober 1947) is een lang gedicht en ik kan hier dus slechts enkele gedeelten aanhalen. Zonder veel uitleg. Dat doet het gedicht tekort. Maar ook de enkele losse aanhalingen maken, zo hoop ik, al voldoende zichtbaar hoe waardevol het gedicht Gebet im Garten is.
Het gedicht kent drie hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk staat de dichter in een tuin, de avond kondigt zich aan, nu nog in koelere vlagen. Hij denkt aan de dolende schepsels op zee. Dat heeft een reële achtergrond, al vermijdt Steiner elke meer directe verwijzing. In de jaren voor 1948 verhinderde Engeland de Joden die per schip Palestina probeerden te bereiken om daar aan land te gaan. Steiner, die in Engeland een toevluchtsoord had gevonden, denkt aan allen die dolen op zee. / Wanhopen of volhouden op zee. In het gedicht verbinden zich de dolende schepsels op zee met hen die zijn omgekomen: een deel heeft overleefd. Wie het uur doorkwam, / Werd andermaal vertrapt. Het lukt de dichter niet om te bidden. Mijn bidden is me schikken, maar het voldoet niet.
Het tweede hoofdstuk van het gedicht kan wel als een gebed worden gelezen en daarin komen de aangrijpende regels voor:
Das vornehmste, das ich auf erden fand,
Ich seh meines vaters schlichtes, genaues gesicht,
Ich hör der worte leisen klang,
Die er zu der leiseren spricht;
O ihr beiden,
Was musstet ihr erleiden.
Het nobelste dat me op aarde verblijdde,
Ik zie mijn vaders bescheiden, strikte gezicht,
Ik hoor de zachte klank van de woorden
Die hij zegt tot haar, die de zachtste was;
O jullie beiden,
Hoe groot was jullie lijden.
De dichter roept ook de andere overlevenden aan om zich als getuigen bij hem te voegen:
Schliesst euch in mein sagen ein, bleibt mir jetzt nah,
Lasst mich in wahrheit sprechen.
Voeg je bij mijn woorden,
Blijf nu aan mijn zijde, Laat me in waarheid spreken.
In het derde hoofdstuk, na het gebed, is het donker, een bries steekt op ...
Ich sehe meine blumen nicht mehr,
Im dunkel steh ich, und der garten ist leer.
Ik zie mijn bloemen verdwijnen,
In het donker sta ik, ik zie de tuin verkwijnen.
O welch ein frieren kommt her über die felder.
O welk een kou komt nader over de velden.
Im dunkel steh ich allein, seh nichts mehr.
Weh ist der friede, oh weh.
Weh ist der friede deiner herrlichkeit. a m e n.
In het donker sta ik alleen, ik zie niets meer.
Wee de vrede, o wee.
Wee de vrede van jouw heerlijkheid.
Amen.
Het zou goed zijn als ook binnen Joodse kring Steiner eindelijk de aandacht en de erkenning krijgt die hij verdient.
Franz Baermann Steiner, Am stürzenden Pfad, Gesammelte Gedichte, Wallstein, Göttingen, 2000.