In de Pilsener Club, ook bekend als De Engelse Reet, het mooie café in de Begijnensteeg, hangt al sinds jaar en dag een plaquette met de vermelding dat Joseph Roth dit café wel eens zou hebben bezocht. Tegelijk met het verschijnen van een nieuw boekje met journalistieke stukken van Roth, De blonde neger en andere portretten, is ook in café Scheltema aan de Nieuwezijds Voorburgwal een plaquette aangebracht. Daarop staat de tekst die Roth in Parijs schreef bij het bekende portret van Mies Blomsma: Das bin ich wirklich; böse, besoffen aber gescheit.
In Amsterdam krijgt Joseph Roth veel aandacht. Op 27 mei was Perdu uitverkocht bij de feestelijke presentatie van De blonde neger en andere portretten. Enkele stukken werden voorgedragen en er was muziek, dit alles aangevuld met wervelend commentaar van vertaalster Els Snick. Tommy Wieringa schreef een voorwoord waarin hij opmerkt dat het predikaat ‘razende reporter’, gewoonlijk gereserveerd voor zijn vriend Egon Erwin Kisch, evengoed op Roth van toepassing was.
Naast de journalistieke stukken van Roth, waaronder een gedeelte van zijn Berlijns prentenboek, bevat De blonde neger en andere verhalen ook schitterende tekeningen van Frans Masereel. Twee daarvan hebben het café tot onderwerp, de tekening naast de titelpagina en de tekening bij het verhaal In de bistro na middernacht.
Naar oude tijden kan men beter niet terugverlangen, zelfs niet als zich boven de eigen tijd sombere wolken samenballen. Maar als ik zulke afbeeldingen zie, denk ik vaak dat ik daar graag ook had gezeten, in zo’n café in Wenen, Praag of Berlijn, tussen de schrijvers over wie ik in deze columns veelal bericht en niet met mijn smartphone maar lezend in één van de kranten die in zulke cafés in overvloed gelegen moeten hebben.
Een van de beroemdste cafés was het Café des Westens in Berlijn. Net als De Pilsener Club had het een bijnaam: Café Grössenwahn. Ook Roth heeft over dat café geschreven, het staat echter niet in De blonde neger en andere portretten, maar in Joseph Roth in Berlijn, in 2009 bij Uitgeverij Atlas verschenen. De vertaling is van Wilfred Oranje. Het gaat om het verhaal Richard zonder koninkrijk waarin Roth een portret heeft getekend van de ‘krantenkelner’ van het Café des Westens. Diens belangrijkste taak was het rondbrengen van de vele kranten die in het café konden worden gelezen. Overigens wilde de stamgast de hem toevertrouwde krant wel eens gebruiken om een gedicht te schrijven of te tekenen. En soms nam een bezoeker de krant zelfs mee. Die had Richard echter uit voorzorg gestempeld met: ‘Gestohlen im Café des Westens’.
Toen Roth over Richard schreef, in 1923, was het Café des Westens niet langer het middelpunt van de Berlijnse kunstenaars en werkte Richard daar al niet meer. Roth blikt terug:
Walter Trier heeft Richard, de krantenkelner van het Café des Westens, vereeuwigd:
Uit: Joseph Roth in Berlijn
Niet alleen Roth schreef over het Café des Westens, Café Grössenwahn. De razende reporter Egon Erwin Kisch, die andere razende reporter in de woorden van Tommy Wieringa, had al een jaar eerder het verhaal Die Gerächte Bohème geschreven. Het is opgenomen in Aus dem Café Grössenwahn, Berliner Reportagen, een in 2013 door Verlag Klaus Wagenbach uitgeven verzamelbundel met stukken van Kisch over Berlijn. Tijdens de bijeenkomst van 27 mei in Perdu kondigde uitgeverij Bas Lubberhuizen aan dat na Hotelmens en De blonde neger en andere portretten nog meer bundels met journalistieke stukken van Roth zullen verschijnen. Ik mag hopen dat dan ook eindelijk diens Juden auf Wanderschaft in het Nederlands verschijnt. Aus dem Café Grössenwahn, Berliner Reportagen van Kisch zou in die serie evenmin misstaan.
In het Café des Westens zaten, schrijft Kisch, de bohemiens, de kunstenaars.
Het Café des Westens, hoek Kurfürstendamm en Joachimsthaler Strasse, heeft maar kort bestaan. En wie daar nu gaat kijken, vindt het café niet meer terug. De roem van het Café des Westens begon rond 1900 met de toeloop van kunstenaars als Else Lasker-Schüler en Erich Mühsam. In 1913 opende de eigenaar, Ernst Pauly, een nieuw café aan de Kurfürstendamm, hoewel ook het oude café nog twee jaar openbleef. De Berlijnse bohème trok echter naar een ander Berlijns café.
In 1913 gaf Ernst Pauly nog wel een mooi boekje uit, Erinnerungen vom Kurfürstendamm. Het boekje is in 1988 in de oorspronkelijke vorm herdrukt en van een nawoord voorzien. Van zulke uitgaven houd ik, om de anekdoten en om de afbeeldingen. In dit geval valt vooral van de tekeningen te genieten. De hierboven overgenomen tekening van Walter Trier staat er ook in.
In de Erinnerungen vom Kurfürstendamm staat ook het nodige over de krantenkelner wiens volledige naam Richard Frankewitz was. Zijn werkzaamheden hielden meer in dan het rondbrengen van de kranten:
De schrijvers worden in het boekje nadrukkelijk genoemd. Natuurlijk, de ´Grössenwahn´ van de jonge schrijvers is, zo staat er, soms zotheid. Het is echter vaak ook de motor die hen tot schrijven aanzet. En met vooruitziende blik wordt dus toegevoegd:
In het nawoord las ik waarom in 1913 de kunstenaars het Café des Westens de rug toekeerden. Anders dan ik eerst dacht, was dat niet slechts het gevolg van de voorgenomen verhuizing naar een andere plek aan de Kurfürstendamm. Er was nog een aanleiding. Else Lasker-Schüler werd het café uitgezet omdat zij te weinig verteerde. ‘Man denke! Ist denn eine Dichterin, die viel verzehrt, überhaupt noch eine Dichterin?’ Else Lasker-Schüler en met haar de andere schrijvers verlieten beledigd het café:
De kunstenaars zullen een nieuw café vinden, het Romanische Café, eerst spottend ook wel ‘Rachmonisches Café’ genoemd, maar daarover de volgende keer.