Van boeken houden heeft een aantal voordelen, waarvan een niet-lezer geen weet heeft. Zo’n voordeel is het excuus om voor een treinreis een kaartje eersteklas te kopen en zo ongestoord in de stiltecoupé te kunnen zitten. Af en toe doe ik dit op het traject Amsterdam - Eindhoven en weer terug. Ook vorige week. Ik las toen het zo juist verschenen laatste deel, nummer 7, van het verzameld werk van Karel van het Reve. Dat verzameld werk is nogal duur en daarom wacht ik vaak op een boekenbon om weer een volgend deel te kopen. Omdat ik, een jaartje ouder geworden en met een boekenbon verwend, niet meer zeker wist welke delen ik intussen al in bezit had, schafte ik deel 7 aan, dat ik in ieder geval nog miste.
Dit boek begint met de stukjes die Van het Reve vanaf 1979 tot 1991 heeft ingesproken voor de Wereldomroep. Ze gaan vooral over Nederland en de wonderlijke zaken die zich daar afspelen. Zaken waarvan de luisteraars naar de Wereldomroep, vermoedt Van het Reve, niet op de hoogte zijn. Die stukjes hebben veelal niet aan actualiteit ingeboet. Maar soms wel, al ligt het niet aan Van het Reve dat de volgende aanvangszin, uit 1981, helaas niet meer klopt:
Na het lezen van deze opsomming heb ik enige ogenblikken uit het raam gestaard, kijkend naar het mooie besneeuwde landschap dat voorbijtrok en ik was blij dat ik in Eindhoven kon uitstappen en niet verder moest naar de provincie waar de onverdraagzaamheid woont.
In de oudere stukjes van Karel van het Reve las ik nog twee onderwerpen die me troffen en die bovendien verband houden met deze columns. Van het Reve constateert in 1979 dat er op de universiteit iets is verdwenen dat hij culturele pretentie noemt. Vroeger wisten de studenten, schrijft Van het Reve, wie Byron, Goethe of Marx waren. Als ik nu op college de naam Byron noem dan trekken de studenten een gezicht van over wie heeft hij het nu weer.
Ik heb tijdens mijn workshop op de door de CIDI-jongeren georganiseerde Holocaust Memorial Day een zelfde ervaring opgedaan. Ik dacht dat Joodse jongeren wel zouden weten wie de Joodse schrijver Imre Kertész is. Hij heeft immers in 2002 de Nobelprijs voor literatuur gekregen en vrijwel al zijn boeken zijn in het Nederlands vertaald. Maar niemand reageerde toen ik naar hem vroeg. Culturele pretentie, zoals Van het Reve dit omschrijft, lijkt op poeha maar is het niet. Het is de interesse in de lijn van de geschiedenis en daar is niets mis mee.
Nu ga ik in mijn columns niet alleen vaak uit van enige culturele pretentie bij mijn lezers maar ook van hun kennis van het Duits. De Joodse schrijvers van de 20e eeuw schreven nu eenmaal vaak in het Duits, ook als ze, zoals Kafka, niet uit Duitsland zelf afkomstig waren. In die taal is een belangrijk deel van onze geschiedenis geschreven. De door mij overgenomen Duitse citaten vertaal ik niet altijd en daar ben ik wel eens over aangesproken. Dan heb ik nu Van het Reve aan mijn zijde, die zich, zo las ik, verbaast als hij merkt dat één van zijn collega’s in een artikel citaten uit het werk van Marx vertaalt, omdat hij er blijkbaar op rekent dat de Nederlandse sociologen voor wie dat artikel bestemd was, toch al niet het slimste deel van ons volk, niet in staat waren citaten van Marx te lezen in de taal waarin ze geschreven waren. Dat, meent Van het Reve, is treurig.
Van het Reve heeft een prachtige stijl. Griffiers van het gerechtshof die moeite hadden in een proces-verbaal kort en duidelijk te verwoorden wat zich op een zitting had afgespeeld en wat daar was gezegd, raadde ik altijd aan om Multatuli, Du Perron en Karel van het Reve te gaan lezen. Drie eigenzinnige schrijvers die nog steeds goed leesbaar zijn omdat zij elke vaagheid vermeden en in helder Nederlands opschreven wat ze de lezer duidelijk wilden maken.
Er is echter nog een andere reden waarom ik Multatuli, Du Perron en Karel van het Reve in één adem noem. Hun verzameld werk is uitgegeven door Van Oorschot in mooie, goed in de hand liggende banden met een fraaie letter. Het is werkelijk een genot die gebonden boeken in handen te houden, te bekijken en te lezen. Het verzameld werk van Multatuli en van Karel van het Reve is gezet uit de letter Bembo, het verzameld werk van Du Perron uit de Romulus. De brieven van Du Perron zijn echter wel weer uit de Bembo. De vormgeving van de boeken van Van Oorschot is onlosmakelijk verbonden met de naam Helmut Salden. Van hem is de typografische verzorging van het verzameld werk van Multatuli en Du Perron.
Hieronder vier voorbeelden. Het ontwerp voor het verzameld werk van Du Perron en enkele door Salden verzorgde boeken van Joodse schrijvers.
Salden is bekend door zijn getekende belettering. Die hem typerende werkwijze vinden we in de voorbeelden terug. De door Salden ontworpen omslag voor Het achterhuis is van de eerste druk uit 1947.
In 2003 verscheen Helmut Salden, letterontwerper en boekverzorger, een uitgave die nog is voorbereid door Katja Vranken. Het boek is rijk geïllustreerd en bevat alle omslagen en monogrammen die Salden heeft ontworpen. Vranken heeft in haar boek een ‘biografische schets’ opgenomen en bovendien staan achterin enkele ‘oorlogsberichten’ die Salden zelf naderhand heeft opgetekend.
Salden, geboren 20 februari 1910 in Essen, heeft Duitsland in 1934 verlaten. Ook een andere ontwerper van boekomslagen, Henri Friedlaender, is naar Nederland uitgeweken. Friedlaender heeft in de jaren 1933 - 1940 voor de uitgeverijen Querido en Allert de Lange gewerkt. Na de oorlog ging hij naar Israël. De stijl van Friedlaender en Salden vertoont enige gelijkenis al is die van Salden wat ‘strenger’. Anders dan bij Friedlaender, was het niet een Joodse afkomst die Salden uit Duitsland verdreef. Salden was van het begin af aan een tegenstander van de nationaalsocialisten. Hij heeft mij meermalen uitgelegd, schrijft Vranken, hoe groot de zuigkracht was die er van het nazibewind uitging. In 1938 heeft Marsman Salden, die toen in Zwitserland verbleef, meegenomen naar Nederland waar hij door bemiddeling van Ter Braak werk vond als ontwerper voor verschillende uitgevers. Nadat hij was goedgekeurd om dienst te nemen in het Duitse leger, wat hij beslist niet wilde, dook hij onder. Salden werd echter gepakt en gevangen gezet. Wegens dienstweigering, Fahnenflug im Felde, is hij 28 mei 1943 ter dood veroordeeld. Die doodstraf is na gratieverlening, veel vrienden hebben voor hem bemiddeld, omgezet in gevangenisstraf. Salden is overgebracht naar het concentratiekamp Walchum-Lathem-Ems en daarna naar de gevangenis in Luckau waar hij 27 april 1945 door de Russen is bevrijd. Na de oorlog is Salden naar Nederland teruggekeerd. Met Duitsland onderhield hij altijd een gecompliceerde relatie. Hij overleed 2 januari 1996. Salden moet hebben gezegd: Mijn behoefte aan ordening en subtiliteit in mijn werk komt voort uit de chaos van mijn leven.
De omslag van de nu volledige uitgave van het verzameld werk van Karel van het Reve is niet meer van de hand van Helmut Salden maar van Gerrit Noordzij, diens opvolger bij Van Oorschot. Het fraai gebonden boek heeft het gelukkig nog niet afgelegd tegen het computerscherm. Vanaf 8 februari loopt een tentoonstelling in het gebouw van de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Het gedrukte boek: een visuele geschiedenis. Bovendien zijn de 127 meest bijzondere boeken uit de collectie gereproduceerd in Het boek van het gedrukte boek, van de hand van conservator Mathieu Lommen. Ronduit een meesterzet, deze pronkparade van opgeslagen bladzijden, schreef de NRC. Prima dit alles. Natuurlijk. Als het gedrukte boek maar niet echt geschiedenis wordt. Ik heb mijn hoop mede gevestigd op de culturele pretentie van liefhebbers.