Soma Morgenstern was veel sterker met het jodendom verbonden dan de meeste andere schrijvers met wie hij in de tijd voor Hitler omging, constateert Gershom Scholem. Veel schrijvers, ik heb in eerdere columns Kertész, Appelfeld en Grete Weil genoemd, groeiden op in volledig geassimileerde gezinnen en werden door Hitler, in de woorden van Kertész, Joden op bevel. Voor Morgenstern gaat dat niet op. Ook wordt in Funken im Abgrund niet neergekeken op de Ostjuden en mede daardoor is zijn romantrilogie veel meer dan een nostalgische terugblik op een verloren tijd.
Er is veel verloren gegaan. Raphaela Kitzmantel, de biografe van Morgenstern, is naar Budzanow gegaan, de aan de rivier de Sereth gelegen geboorteplaats van Morgenstern, niet ver van Tarnopol. Het is het huidige Budaniw en ligt nu in de Oekraïne. In het centrum van die plaats staat nog de vroegere synagoge en het is duidelijk dat hier indertijd een belangrijke Joodse gemeenschap moet zijn geweest. Nu is het een postkantoor. Er zijn nog twee Joodse begraafplaatsen die echter nauwelijks worden onderhouden.
In mijn vorige column heb ik geschreven dat Morgenstern streng orthodox is opgevoed maar toch alle ruimte kreeg om zich te ontplooien. Helaas is de biografie van Kitzmantel nogal beperkt van opzet en laat deze veel vragen onbeantwoord. Dat Morgenstern altijd een sterke Joodse identiteit heeft behouden, staat wel vast. Maar in hoeverre dat nog was ingebed in de praktijk van zijn leven, is mij niet helemaal duidelijk geworden. Achterin haar biografie heeft Kitzmantel enkele interviews opgenomen. Uit het interview met Dan Morgenstern, de zoon van Soma Morgenstern, haalde ik de zinsnede dat Morgenstern altijd een sterke Joodse identiteit heeft behouden. Maar uit dat interview blijkt ook dat Morgenstern zich niet aan de spijswetten hield en vrijwel alleen met de Hoge Feestdagen naar de synagoge ging.
Funken im Abgrund speelt zich af in Dobropolje, evenals Budzanow een grensplaatsje. In het eerste deel van de romantrilogie, De zoon van de verloren zoon, reizen de Joodse grootgrondbezitter Welwel Mohylewski en zijn rentmeester Jankel Christjampoler van Dobropolje naar Wenen om daar het congres van de Bond van wetgetrouwe Joden bij te wonen. Het congres is tegelijk liefdevol en met veel humor beschreven. Maar Welwel en Jankel zijn ook naar Wenen gekomen om contact te leggen met Alfred Mohylewski. Alfred is de zoon van de in de Eerste Wereldoorlog omgekomen broer van Welwel die zelf geen erfgenamen heeft. Deze broer, Jossele Mohylewski, heeft indertijd Dobropolje verlaten om naar het gymnasium te gaan. Zijn vader was hier eerst faliekant tegen maar de door hem geraadpleegde rabbi van Czortkow had daaraan toch zijn goedkeuring verbonden. De tijden dat ontwikkeling de vijand was van het geloof leken voorbij. Overigens kwam de rabbi van Czortkow hierop later terug. Het begint met het gymnasium en eindigt met de sjmad. Dat kwam uit want Jossele liet zich dopen en trouwde een gedoopte Jodin. Zijn zoon Alfred, we zijn dan in 1928, is op zoek naar zijn identiteit en gaat met Welwel en Jankel mee naar Dobropolje. Die zoektocht is het centrale thema van de romantrilogie.
De afspraak is gemaakt dat Welwel zijn neef Joodse les zal geven en dat Jankel hem alles over de landbouw zal bijbrengen. Hoe dat gaat, lezen we in deel twee, Idylle in ballingschap. Alfred komt soms wat braaf en naïef over maar dat geldt zeker niet voor Welwel, Jankel en veel andere romanpersonen die heel levendig zijn beschreven. In dit kort bestek valt niet na te vertellen wat er allemaal in het boek gebeurt. Maar laat ik in ieder geval wel grootvaders kamer noemen, de kamer in het huis van grootgrondbezitter Welwel Mohylewski die voor altijd is bestemd tot gebedshuis. Als Alfred naar Dobropolje is gekomen, vraagt Welwel zich ineens bezorgd af of Alfred wel besneden is want als dat niet het geval is, kan hij niet of nog niet worden opgeroepen. Gelukkig komt uit dat Jossele zijn zoon Alfred wel degelijk heeft laten besnijden, het eerste bewijs dat Jossele het jodendom niet geheel achter zich heeft gelaten. Jossele was dus toch een vader met een Joods hart. Alfred kan worden opgeroepen en dat gaat zo goed dat de vreugde daarover groot is. Ook de sjabbatdienst in grootvaders kamer is tegelijk liefdevol en humoristisch beschreven. Grootvaders kamer zal ook na de dood van Welwel niet verweesd achterblijven! De gebedsruimte van Dobropolje zal blijven voortbestaan! Al staat het niet in het boek, Pesje, de huishoudster van Welwel, zou vast aan die woorden hebben toegevoegd, wee mij.
Welwel en Jankel zijn in zekere zin elkaars tegenpolen. Welwel is de geleerde en vrome Jood, al is hij bepaald niet bekrompen. Jankel, de humeurige oude rentmeester, noemt Welwel een klerikaal en moet van in zijn ogen overdreven Joodse gebruiken niet veel hebben. Het jodendom botvieren schampert hij. Daarom is zijn bijnaam in het dorp Jankel de goj. Jankel is een knorrig man maar met een hart van goud en als het erop aankomt ook met een Joods hart.
In het derde deel van de romantrilogie komt de voogd van Alfred, dr. Frankl, die in Wenen plaatsvervangend directeur is van het Algemeen Persbureau, naar Dobropolje met het testament van Jossele Mohylewski. Frankl is het goede produkt van een goede assimilatie. Tijdens de sjabbatdienst in grootvaders kamer opgeroepen als maftier ontpopt ook Frankl zich als een echte Jood. Uit het testament, dat eindigt met het Sjema, blijkt temeer dat Jossele tesjoeva heeft gedaan. Alfred, in de loop van Funken im Abgrund een jaar ouder geworden, wil in Dobropolje een landbouwschool stichten voor jonge Joden die van plan zijn naar Palestina te gaan. Daarmee is Alfred de weg van zijn vader in omgekeerde richting gegaan.
Gabriela Wittwer heeft haar boek over de romantrilogie van Morgenstern niet voor niets Zwischen Orthodoxie und Assimilation genoemd. Een centrale zin uit haar boek luidt: Morgenstern unterscheidet sich von anderen Schriftstellern: Bei ihm kann nicht von einer krisenhaften Erfahrung seiner jüdischen Identität gesprochen werden. Morgenstern stelt, schrijft Wittwer, de vraag hoeveel secularisering een Jood verdragen kan. Kann man einen Menschen noch als fromm bezeichnen, der völlig säkularisiert lebt und die jüdischen Gesetze der alltäglichen Verrichtungen nicht einhält, auch wenn dieser sich als Jude betrachtet – wie Morgenstern später selber? Dit is een vraag van alle tijden.