Januari van dit jaar verscheen bij Ambo l Anthos Plotseling, liefde van Aharon Appelfeld. Het is de Nederlandse vertaling van een door Appelfeld al in 2003 gepubliceerde roman. Een prachtige, gelaagde roman van een oudere schrijver, Ernst, en zijn huishoudelijke hulp, Irene, allebei gewond door het verleden en nu wonend in Israël. In de roman komen zij steeds dichter bij elkaar en ontstaat tussen hen een liefdevolle relatie. Binnen die relatie kan Ernst zijn geblokkeerd verleden stap voor stap weer onder ogen zien. Appelfeld heeft dit op gevoelige en ontroerende manier beschreven. Bovendien ‘helder en ordelijk’, zoals ook Ernst aan het eind van Plotseling, liefde zegt te willen schrijven, ‘zonder overbodigheden en zonder enige overdrijving’.
Een gelaagde roman. Daarvan wil ik in deze column slechts een enkel aspect naar voren halen en de roman een plaats geven naast twee andere boeken van Appelfeld. Eerst De man die niet ophield met slapen, uit 2010 en dus van latere datum, en vervolgens Eismine, dat al in 1997 verscheen en niet in het Nederlands is vertaald. Er is wel een Duitse vertaling, beschikbaar als Rowohlt Taschenbuch.
In De man die niet ophield met slapen is één van de thema’s het leren van een nieuwe taal en dat doet pijn want de jongen in die roman, net als Appelfeld zelf afkomstig uit de Boekovina, heeft zijn moeder beloofd om haar taal te koesteren, zodat hij voor altijd met haar verbonden zal blijven. Maar hoe meer hij zich een nieuwe taal eigen maakt, hoe minder hij zich nog van zijn moedertaal, het Duits, herinnert. Hij verliest zijn moedertaal en is bevreesd dat hij niet meer, zoals vroeger, met zijn moeder zal kunnen praten. Zie daarover meer uitgebreid mijn column van 12 oktober 2012.
De moedertaal van de slapende jongen is verbonden met het land aan de oevers van de Proet. De Proet is een zijrivier van de Donau en stroomt langs Czernowitz, indertijd de hoofdstad van de Boekovina en ook wel klein-Wenen aan de Proet genoemd. Als hij slaapt, ziet hij beelden uit zijn jeugd, ruikt hij de geuren van vroeger, voor hem is daar alles fris als na een regenbui. Die beelden, schrijft hij, tonen de liefde die mij in mijn jeugdjaren heeft omringd. Iedere nacht weer keert hij in zijn slaap terug naar zijn geboortestad en ziet hij de lange laan die naar het ouderlijk huis aan de rand van de stad loopt.
De man die niet ophield met slapen en Plotseling, liefde zijn in zekere zin elkaars spiegelbeeld. In Plotseling, liefde is de oudere schrijver eveneens afkomstig uit Czernowitz maar hij schrijft nog steeds in het Duits want ondanks alles blijft dat zijn moedertaal. ‘In die taal sprak ik met mijn ouders en las ik mijn eerste boeken, en alleen in die taal ben ik bij machte te schrijven.’ Czernowitz is nog steeds zijn stad, ‘telkens als zijn stad werd genoemd, hulde zijn gezicht zich in verdriet. Alsof het ging om een geheim dat weigerde te worden uitgewist.’ Czernowitz is een stad met haar ‘geleerden, schrijvers en dichters, van wie de meesten net als Ernst het Duits hadden omarmd, die taal hadden gekoesterd en erin hadden geschreven’.
Een centrale zin uit Plotseling, liefde. Een zin die samenvat waarom het Ernst in het begin van de roman niet lukt om werkelijk te schrijven en hij daarom zijn manuscripten telkens opnieuw afkeurt en vernietigt. ‘Hij schreef wel, maar schrapte en verscheurde wat hij had geschreven.’ Ernst had zich in het verleden afgewend van zijn ouders en van zijn stam en kan daarom niet met zijn verleden in het reine te komen. Zijn ouders, zo meende hij in zijn jeugd, hielden halsstarrig vast ‘aan het oude, achterhaalde geloof van hun voorvaderen’. Als jonge communist wordt Ernst ‘commissaris voor Joodse zaken’ en had hij het in die functie voorzien ‘op religieuze instellingen, rabbijnen en godsdienstonderwijzers’.
‘Zonder ouders,’ beseft Ernst, ‘hebben we geen houvast in de wereld.’ Maar het ‘zou jaren duren eer zijn pad hem naar zijn ouders zou voeren, en nog meer jaren eer het hem zou brengen naar zijn grootouders.’ Daarvoor moet hij terug naar de Karpaten waar zijn grootouders woonden. Dankzij Irene herinnert Ernst zich steeds meer van zijn verleden en lukt het hem daarover te schrijven. Niet als scribent maar als schrijver.
In de laatste alinea van Plotseling, liefde brengt Irene hem een kop thee. ‘Ernst nam een slok en schreef verder, en Irene twijfelde er niet meer aan dat het voortaan zo zou zijn. Ernst zou schrijven, en elke dag zou hij een nieuw hoekje in de Karpaten ontdekken.’
Hiermee zijn we er echter nog niet. Dankzij Irene wordt nog een deel van zijn verleden aangeraakt.
De Joodse inwoners van Czernowitz zijn vrijwel allemaal verdreven naar Transnistrië, het land tussen de Dnjestr en de Boeg. Soms ook nog verder, naar de kampen voorbij de Boeg, zoals de ouders van de dichter Paul Celan. Velen van hen zijn omgekomen.
En zo kom ik kort op een ander boek van Aharon Appelfeld, Die Eismine, door hem al in 1997 gepubliceerd en opgedragen aan zijn vader (die overigens, net als Erwin, de hoofdpersoon van Die Eismine, de sjoa heeft overleefd).
Die Eismine begint in het getto van Czernowitz ‘met zijn wachttorens en prikkeldraad’. Erwin wordt vanuit het getto naar een kamp voorbij de rivier de Boeg gedeporteerd. Hij moet, net als de vader van Appelfeld, bruggen bouwen. Velen komen om. ‘Der Tod geht hier ein und aus, als wäre er einer von uns.’ ‘Jeden Tag beobachteten wir, wie der Bug seine Opfer verschlang, doch wir redeten uns ein, es seien die letzten.’
Erwin en enkele andere lotgenoten kunnen uiteindelijk naar huis terugkeren. ‘Der Tod will nur, dass wir in seiner Sprache sprechen, aber wir dürfen nicht auf ihn hören, denn wir müssen nach Hause.’ Erwin beseft: ‘Nie mehr werde ich so sein wie früher, ich werde von nun an in völliger Einsamkeit leben müssen.’ Leven in eenzaamheid is echter niet hetzelfde als zwijgen over wat hem is overkomen. ‘Zuerst müssen wir das Schweigen überwinden, denn es schwächt uns wie die Schwermut.’ ‘Was sollen wir tun?’ ‘Bloss nicht schweigen.’
Over wat zich aan de oevers van de Boeg heeft afgespeeld, een volgende keer meer. Aan de hand van hen die niet hebben gezwegen.