Kurt Lehmann of ook Konrad Merz

Leo Frijda

vrijdag 13 juni 2014

Het zijn niet de minsten die op het werk van Konrad Merz hebben gewezen. Menno ter Braak beschouwde diens eerste boek, Ein Mensch fällt aus Deutschland, ‘als één van de gelukkigste momenten in het literaire bestaan van de gehele Duitse emigratie’. Over het tweede boek van Merz, Generation ohne Väter, liet hij zich nog enthousiaster uit. Hij vergeleek Merz met Dostojewski en met Kafka. En dan ook nog eens Nobelprijswinnaar Herta Müller, die enige jaren geleden in een brief aan Angela Merkel gepleit heeft voor het oprichten van een Museum des Exils en in haar brief Konrad Merz uitdrukkelijk noemt.

Konrad Merz, der schon 1934 in die Niederlande floh und in einem Schrank versteckt die deutsche Besatzung überlebte. Ich habe ihn noch getroffen und ihn eingeladen und immer erleben müssen, wie dem alten Mann die Tränen kamen, wenn er an seine Jugend in Berlin dachte und den Verlust seiner Heimatstadt. Aber zurück konnte auch er nicht. Konrad Merz, der damals noch Kurt Lehmann hiess, war wahrscheinlich einer der ersten Emigranten, der zudem den ersten Roman über das Leben im Exil schrieb.


Huis in Ilpendam waar Kurt Lehmann ondergedoken was
en na de oorlog nog elf jaar heeft gewoond
(foto Van der Grijn Santen)


Wie is Konrad Merz?

Merz is op 2 april 1908 als Kurt Lehmann in Berlijn geboren. Hij was de tweede zoon van kleermaker Max Lehmann en Dorothea Treufeldt. Max Lehmann kwam al in het begin van de Eerste Wereldoorlog om het leven. ‘Wir waren Juden’, schreef Merz in Berliner Amsterdamer und ach – Jude auch, Memoiren aus neunzig Jahren. ‘Aber nur mein Vater, der aus dem Osten kam, nur mein Vater wusste es.’ Vader ging nog naar de synagoge maar, zoals vaker, in de volgende generatie had het jodendom aan betekenis ingeboet. Lehmann: ‘Mich hat der Hitler zum Judentum bekehrt’. En in een interview zei hij daarover: ‘Ik ben Jood als ze de Joden doodslaan. Dan ben ik Jood.’

Lehmann is in 1934 naar Nederland gevlucht. ‘Mijn vader is voor Duitsland gevallen, zijn zoon is uit Duitsland gevallen’, schreef Lehmann in zijn onder het pseudoniem Konrad Merz in 1936 bij Querido verschenen boek Ein Mensch fällt aus Deutschland. De roman werd vertaald door Nico Rost. Merkwaardig is dat deze vertaling is uitgegeven bij de Tijdstroom in Lochem onder de titel Duitscher aangespoeld en gelijktijdig ook bij het Boekengilde in Hilversum onder de titel Een mensch aangespoeld. In 1979 kwam bij Bruna een nieuwe vertaling uit van de hand van Lore Coutinho, onder de titel Een mens valt uit Duitsland.

Vanaf 1934 tot zijn dood in 1999 is Kurt Lehmann in Nederland gebleven. Sinds zijn eerste, onder pseudoniem gepubliceerde roman, schrijft W.B. van der Grijn Santen in zijn nieuwe boek Kurt Lehmann oder auch Konrad Merz, kan men de levensloop van Kurt Lehmann zeer wel van die van zijn alter ego Konrad Merz onderscheiden.

Kurt Lehmann ist der Flüchtling, der Exilant, der sich mühsam durchsetzt, dauernd in Geldnöten ist, bis er sich eine Existenz als ‘Masseur’, d.h. Physiotherapeut aufgebaut hat. Kurz Lehmann ist der Höllander, der in die Niederlande Integrierte (…).

Am Donnerstagabend, oder vielleicht am Dienstag- und Donnerstagvormittag, Woche für Woche, Jahr für Jahr, verwandelte sich der Masseur aus Purmerend in den Schriftsteller Konrad Merz. Dann zog er sich zurück in die deutsche Sprache (…) Da hatte er dann seine Bücher geschrieben (…)

Van der Grijn Santen schreef eerder een boek over de exilliteratuur: Makum Aleph, Amsterdam als jüdischer Zufluchtsort in der deutschen und niederländischen Literatur. Daarin behandelt hij ook Konrad Merz. Zijn nieuwste boek, Kurt Lehmann oder auch Konrad Merz, met als ondertitel Die Korrespondenz, bevat naast een korte biografie een groot aantal brieven van en aan Kurt Lehmann. Het gaat vooral om de briefwisseling met de familie en met schrijvers als Ter Braak, Marsman en Greshoff.

Toen Kurt Lehmann in 1934 naar Nederland was gevlucht, woonden zijn moeder en zijn broer Arthur met zijn (latere) vrouw Friedel nog in Berlijn. De tussen Lehmann en zijn familie gewisselde brieven tonen weer eens schrijnend aan hoe moeilijk de omstandigheden waren waarin de Duitse Joden vóór 1940 kwamen te verkeren. Het zijn documents humains.

Wie kommt man raus, wo kommt man rein

‘Du wirst wohl erfahren haben, was hier los ist, also können wir uns ja langsam auf die Socken machen (…) Jedenfalls wird dafür gesorgt, dass die Juden ihrem Glauben treu bleiben sollen (…)’, schrijft zijn moeder hem op 25 september 1935. Ook zijn moeder en broer maken plannen om weg te komen. De moeder van Lehmann, zo was de bedoeling, eveneens naar Nederland. Voor Lehmann was het echter niet gemakkelijk in ons land een bestaan op te bouwen. Ondanks de nodige hulp, kon hij maar met moeite rondkomen. Natuurlijk wilde hij zijn moeder naar Nederland halen, ‘Ich will auf keinen Fall meine Mutter in Not sehen, das hat diese Frau nicht verdient’, schrijft hij aan Arthur, maar hij ziet maar weinig mogelijkheden om zijn moeder daadwerkelijk te laten overkomen en voor haar te zorgen. ‘Ich kann es doch nicht verantworten’, verzucht hij.

Arthur Lehmann maakt ook plannen Duitsland te ontvluchten, het liefst naar Zuid-Amerika, maar hij wil zijn moeder niet alleen achterlaten. Dus moet zij eerst veilig in Nederland zijn. En dat betekent een patstelling die in een brief van Arthur van 2 februari 1938 op tragische wijze onder woorden wordt gebracht:

Ich selbst möchte nicht mehr hier bleiben, wenn ich erst meinen Erwerb verloren habe, denn wenn man erst im Elend versunken ist, gibt es so leicht kein Entrinnen mehr. So wird sicher verständlich sein, dass ich nicht gerne Mutti allein in Berlin zurücklassen möchte, und Du wirst auch verstehen, dass mir Dein stets wiederkehrender Satz, dass Du Dich vorläufig noch nicht stark genug fühlst, um für Mutti mit aufkommen zu können, recht wenig trostreich erscheint.

En op 27 oktober 1938 laat Arthur weten:

Was uns nun aufs Äusserste bewegt, das ist die Frage, ‘wie kommt man raus’ und vor allem ‘wo kommt man rein?’ Ich habe mich schon ernorm bemüht, doch habe ich immer noch nicht den greifbaren Erfolg.

Het duurt tot begin 1939 alvorens de moeder van Lehmann ook Nederland bereikt. Voor Arthur en zijn vrouw, achtergebleven in Berlijn, blijven de grenzen gesloten. Het loopt slecht af. De moeder, ‘ich habe auch schon ein Kofferchen bereit’, staat in één van haar laatste brieven, is in januari 1943 opgepakt en gedeporteerd. Op 26 januari 1943 is zij in Auschwitz vergast. ‘Meine Mutter muss mit 70 in den letzten Schornstein hinein’, schreef Konrad Merz later. Op 29 januari 1943 bericht Lehmann aan zijn broer: ’Mutti hat, in der zweiten Januarwoche, verreisen müssen’. Arthur en Friedel zouden zeker begrepen hebben wat hun broer daarmee bedoelde. Zij hebben dat bericht echter niet meer ontvangen; de briefkaart kwam terug omdat ‘die Adressaten abgereist seien, ohne ihre neue Anschrift anzugeben’. Ook Arthur en Friedel waren op transport gesteld en ook zij zijn in Auschwitz vergast.

Kurt Lehmann heeft de Duitse bezetting in de onderduik overleefd. In Ilpendam, zij het niet in een kast. Hij moet in die periode een dagboek hebben bijgehouden dat zich in zijn literaire nalatenschap bevindt die zijn weduwe in 2007 aan het Duitse literatuurarchief van Marbach heeft overgedragen. Het dagboek is helaas nog steeds niet ontsloten, mede omdat het handschrift van Lehmann moeilijk leesbaar moet zijn.

Menno ter Braak

De schrijversnaam Konrad Merz heeft ertoe bijgedragen dat de Duitse bezetter geen speciale jacht heeft gemaakt op Kurt Lehmann. Op de omslag van Ein Mensch fällt aus Deutschland stond gelukkig ook geen foto van Merz. Dat dit boek in Nederland kon worden uitgegeven, had Merz aan Menno ter Braak te danken. In zijn herinneringsboek Berliner Amsterdamer und ach - Jude auch beschrijft Merz Ter Braak liefdevol en dankbaar:

Ter Braak betupfte mich immer wie eine Sonne – es war unglaublich. Wie ein Bruder, war er immer da, war immer warm. Ich konnte bei ihm wohnen, ich konnte bei ihm Geld leihen auf Nimmerwiedersehen.


Lehmann/Merz in 1935 bij Ter Braak in Den Haag
(foto DBNL)

Toen Ter Braak het hem toegestuurde manuscript van Ein Mensch fällt aus Deutschland had gelezen, schreef hij aan Merz: ‘Das Buch ist ausgezeichnet, er gehört zu den Büchern, die mit minimalen Mitteln Maximales erreichen.’ Toch weigerde Querido Verlag in eerste instantie de roman uit te geven. Ter Braak vond dat onbegrijpelijk. ‘Wenn Querido das Buch nicht nimmt, ist er verrückt und wir geben es auf eigene Faust heraus’. Na interventie van Ter Braak en ook van Marsman besluit Querido de roman toch uit te geven. Opvallend is dat Fritz Landshoff van Querido Verlag kort na de oorlog het boek onleesbaar heeft genoemd. Dat is echter zeker niet het geval.

Ter Braak schrijft vervolgens een lovende recensie in Het Vaderland van 22 maart 1936, afgedrukt achterin de boekuitgave van 1979. Hij noemt de roman het eerste emigrantenboek, omdat daarin ‘voor het eerst een schrijver aan het woord is die uit de emigratie geboren is’. Merz: ‘Ich war fünf Minuten berühmt.’

Merz schreef een tweede boek, Generation ohne Väter, waarvan hij het manuscript op 1 juli 1938 aan Ter Braak toestuurt. Ter Braak reageert al bij brief van 3 juli 1938. ’Der Zauberberg der Emigration von Dostojewski geschrieben’, meent hij. En in een volgende brief, van 7 juli 1938: ‘Jetzt, wo ich noch etwas mehr über Ihr Buch gedacht habe, glaube ich auch den Einfluss Kafkas zu entdecken.’ Een gedeelte van de roman ‘könnte ja in Amerika zu Hause sein.’ Merz is natuurlijk verguld met zoveel lof maar de invloed van Kafka wijst hij van de hand en bovendien, laat hij Ter Braak weten, heeft hij diens roman Amerika nooit gelezen. Ook Marsman ontvangt het manuscript van Generation ohne Väter, maar hij is beduidend minder enthousiast, vooral over de eerste 200 bladzijden die hem ‘geërgerd en verveeld’ hebben.

Ter Braak, meent diens biograaf Léon Hanssen, was ‘betoverd door zijn eigen creatie: Konrad Merz’ en ‘bleef hem op onverantwoorde wijze prijzen.’

Merz in Holland

Generation ohne Väter is in Nederland nooit uitgegeven. Querido wilde de roman niet hebben en andere uitgevers waren evenmin geïnteresseerd. Na de oorlog gold het manuscript als verloren totdat het alsnog onder een la van Lehmanns bureau werd teruggevonden. In 1999, het laatste levensjaar van Merz, heeft Aufbau-Verlag de roman uitgegeven.

Konrad Merz is in het Duits blijven schrijven. Twee van zijn naoorlogse boeken zijn wel in het Nederlands vertaald, De man die niet op Hitler schoot en Geluksmachine mens. Latere boeken, Berliner Amsterdamer und ach - Jude auch en Generation ohne Väter, zijn echter onvertaald gebleven, een aanwijzing dat Merz in Nederland langzaam maar zeker in de vergetelheid is geraakt. En dat valt te betreuren. Zo verdient, wat mij betreft, in ieder geval zijn herinneringsboek Berliner Amsterdamer und ach - Jude auch een Nederlandse vertaling. De titel is daarvoor al voldoende aanwijzing. In dat boek schrijft Merz in het hoofdstuk over Ter Braak: ‘Keiner war danach mehr da in der Literatur, keiner mehr für Merz in Holland’. Dat is, kunnen we concluderen, gelukkig niet helemaal waar. Van der Grijn Santen heeft zich nu over de correspondentie van Lehmann/Merz ontfermd, zij het wel in een uitgave die in Duitsland is verschenen. En tot nu toen is daaraan alleen in Duitsland - op de radio - aandacht besteed.

Maar kijk aan, er is dit voorjaar nog een publicatie verschenen waarin ook Konrad Merz wordt besproken. Els Andringa schreef Deutsche Exilliteratur im niederländisch-deutschen Beziehungsgeflecht, eine Geschichte der Kommunikation und Rezeption 1933-2013, dat zelfs met Konrad Merz begint. Over haar brede en belangrijke studie volgende keer meer.



W.B. van der Grijn Santen, Kurt Lehmann oder auch Konrad Merz. Die Korrespondenz, Verlag Königshausen & Neumann, Würzburg 2014.

De citaten in deze column zijn uit dit boek of uit Konrad Merz, Berliner Amsterdamer und ach - Jude auch, Achterland Verlagscompagnie, Bocholt en Bredevoort 1998.

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011

Columns 2010

Columns 2009