Joosje Lakmaker, Joseph Pearce en Vivien Kovacs hebben met elkaar gemeen dat zij alle drie in de jaren vijftig van de vorige eeuw zijn geboren en een zoektocht naar het verleden begonnen omdat hun ouders zwegen. En in alle drie de gevallen waren plotselinge familiegebeurtenissen de aanleiding om de zoektocht te beginnen.
Voor Joosje Lakmaker, geboren in 1950, was het de zelfmoord van haar vader, Hans Lakmaker. Het bracht haar tot het schrijven van Voorbij de Blauwbrug, een prachtig portret van haar grootvader Leman Lakmaker. Leman Lakmaker klom omhoog uit een Joods arbeidersmilieu, dacht het jodendom achter zich te hebben gelaten en werd socialist en uitgever (bij de Wereldbibliotheek). De wereld om hem heen kantelde en hij is eind 1942 in Auschwitz omgebracht, samen met zijn vrouw Sophia Voorzanger. Zijn zoon Hans Lakmaker overleefde de sjoa, als één van de weinigen van zijn familie. Hij trouwde een niet-Joodse vrouw en werd arts. ‘Het ging bij mij thuis nooit over de oorlog en de familie van mijn vader’, schrijft Joosje Lakmaker in het begin van haar boek. Aan het eind van haar zoektocht komt zij tot de conclusie dat haar vader overleefde door zijn Joodse identiteit te verbergen. Het boek van Joosje Lakmaker is heel goed geschreven en is bovendien meer dan een portret van haar grootvader. Het geeft tevens een beeld van de tijd waarin Leman Lakmaker leefde.
Het verleden hoort bij het heden. Zoektochten zijn daarom belangrijk als het verleden dreigt te vervagen door zwijgen, door gemengde huwelijken, door veranderde namen. Het geldt ook voor de familiekroniek van Joseph Pearce, Land van belofte, al in 1999 verschenen, zo bleek mij, maar nu opnieuw uitgegeven. Joseph Pearce is geboren in 1951, woont in België en heeft net als Joosje Lakmaker een Joodse vader. Maar van diens Joodse achtergrond heeft hij lang niets geweten. Zijn vader, Vernon Pearce, was getrouwd met een Belgische vrouw en sindsdien katholiek. Joseph Pearce dacht dat zijn vader uit Engeland afkomstig was. Maar Vernon Pearce kwam oorspronkelijk uit Breslau (tegenwoordig Wroclaw) en heette toen nog Werner Peritz. Het boek van Joseph Pearce is geen aaneengesloten familiegeschiedenis, maar verhaalt over de zoektocht van Joseph Pearce naar zijn nog levende familieleden, al worden daardoor natuurlijk wel brokstukken van de familiegeschiedenis zichtbaar. De zoektocht brengt Joseph Pearce naar verschillende landen, waaronder de Verenigde Staten, Bolivia en Israël. Met zijn vader bezoekt hij bovendien Breslau. Breslau is de verbindende schakel. Vrijwel alle familieleden die Joseph Pearce ontmoet, zien de tijd in Breslau als de mooiste tijd van hun leven. Van de emancipatie van de Joden maakten zij dankbaar gebruik en zij voelden zich meer Duitser dan Jood. Ook hun wereld stortte in, al hebben de overlevenden die Joseph Pearce ontmoette, daar ieder op hun eigen manier op gereageerd. Het maakt het boek van Joseph Pearce herkenbaar. Joseph Pearce houdt tevens enige afstand. Hij is familielid en buitenstaander tegelijk.
Vivien Kovacs, die in 1953 is geboren, is de hoofdpersoon uit de roman van de Joodse schrijfster Linda Grant, De kleren die wij dragen, vorig jaar genomineerd voor de Man Booker Price en nu uit het Engels in het Nederlands vertaald. Ook voor de ouders van Vivien Kovacs geldt dat zij hun Joodse identiteit liever verborgen houden en om hun dochter te “beschermen” geven zij haar in het geheel geen Joodse opvoeding. Al voor de tweede wereldoorlog hebben de ouders van Vivien Boedapest verlaten en zijn zij naar Engeland gegaan. De familienaam was niet Kovacs maar Klein (de familienaam van de Hongaarse schrijver en winnaar van de Nobelprijs Imre Kertesz was oorspronkelijk ook Klein!). De komst in 1956 van een aan de rand van de samenleving opererende oom die haar vader (die dan plotseling Jiddisj spreekt) niet in huis toelaat, intrigeert Vivien zo dat zij er uiteindelijk toe komt zich in deze oom en in de geschiedenis van haar familie te verdiepen. Een mooi boek dat weer een heel ander licht werpt op de verstrooiing na de sjoa.
Deze boeken geven mij de kans te wijzen op W.G. Sebald (1944-2001). Sebald is zeer de moeite waard. Hij is geen Jood, maar in zijn boeken komen wel Joodse thema’s voor. In De emigrés beschrijft Sebald het leven van vier ballingen, veelal van Joodse afkomst, en in Austerlitz ontmoet de verteller op verschillende momenten en op verschillende plaatsen Jacques Austerlitz, die in de jaren veertig van de vorige eeuw als Joods vluchtelingenkind bij een domineesgezin in Wales terecht is gekomen. Tijdens de gesprekken ontrolt zich de zoektocht van Austerlitz naar zijn verleden. Austerlitz is, zo staat terecht op de flap, het verhaal van een man die als kind is beroofd van zijn vaderland, zijn taal en zijn naam en die nu niet meer kan aarden in deze wereld. Hij heeft dat gemeen met veel van de personen uit de boeken die ik hiervoor heb genoemd.
Joosje Lakmaker, Voorbij de Blauwbrug, Het verhaal van mijn joodse grootvader, Wereldbibliotheek, 2008. Joseph Pearce, Land van belofte, Een familiekroniek, Houtekiet/Atlas, 1999/2009. Pearce heeft ook enkele romans geschreven. Linda Grant, De kleren die wij dragen, Prometheus, 2009. Interessant is ook The People on the Street: A Writer’s View of Israel, Virago Press, 2006. De boeken van W.G. Sebald zijn uitgegeven door De Bezige Bij. Austerlitz zag ik bij De Slegte liggen. Kopen!