Brody

Leo Frijda

vrijdag 26 augustus 2016

November 1924 maakt Joseph Roth, nog maar net toegetreden tot de redactie van de Frankfurter Zeitung, een reis naar Galicië, zijn geboortestreek. De 20e van die maand staat er al een verslag in de krant: Leute und Gegend, in de Nederlandse vertaling van Huib van Krimpen Mensen en streek. Die Nederlandse vertaling is opgenomen in de keuze uit het journalistieke werk van Roth die Koos van Wehring in 1981 bij Allert de Lange heeft laten verschijnen. De reportage eindigt zo:

Galicië ligt in een voor de wereld verloren eenzaamheid en is toch niet geïsoleerd; het is verbannen, maar niet afgesneden; het heeft meer cultuur dan de gebrekkige riolering zou doen vermoeden; veel wanorde; maar nog meer vreemdheid. Velen kennen het uit de oorlog, maar toen hield het zijn aangezicht schuil. Het was geen land, het was etappeplaats of front. Maar het heeft zijn eigen vreugde, zijn eigen liederen, zijn eigen mensen en zijn eigen glans: de droefgeestige glans van de geminachte.

In deze reportage klinkt al door wat in het in 1927 verschenen essay Juden auf Wanderschaft een van de centrale thema’s zal zijn: liefde voor zijn in het westen geminachte geboorteland. Maar, schrijft Roth in zijn voorwoord, voor degenen die de Oost-Joden minachten, is zijn boek niet geschreven. Het is geschreven voor hen die ‘fühlen, dass sie vom Osten viel zu empfangen hätten’.

De aanhaling is in het Duits omdat tot nu toe Juden auf Wanderschaft nog niet was vertaald. Binnenkort verschijnt echter bij Uitgeverij Bas Lubberhuizen een Nederlandse vertaling van de hand van Els Snick onder de titel Joden op drift. Op 2 oktober wordt deze vertaling gepresenteerd tijdens een bijzondere middag over Joseph Roth in het Amsterdamse Goethe-Institut. Die duurt van 14.00 tot 17.00 uur, zodat de avonddienst van Rosj Hasjana nog te halen moet zijn.

Els Snick heeft de laatste tijd bepaald niet stilgezeten. Eerder dit jaar al verscheen haar vertaling van het romanfragment Aardbeien bij de uitgeverij Het huis met de drie gedichten. Een leuke kleine uitgeverij die sinds vorig jaar drie boeken heeft gepubliceerd. Naast Aardbeien ook Kafka’s verhaal Vor dem Gesetz / Voor de wet (tweetalig) en Heimwee, kwatrijnen over onrust, twijfel en heimwee, van Jacob Israël de Haan. In mijn column van 30 maart 2012 heb ik een aantal verhalen genoemd die goed zouden passen in een serie met mooi uitgegeven boekjes van onze belangrijkste Joodse schrijvers. Misschien kan Het huis met de drie gedichten iets met mijn suggestie doen. Van Joseph Roth zou ook Die Büste des Kaisers in aanmerking kunnen komen. Antiquariaat Die Schmiede heeft dit prachtige verhaal in 1994 uitgegeven. Met tekeningen van Kurt Löb. Die bijzondere, eenmalige uitgave zou als voorbeeld kunnen dienen voor een Nederlandse vertaling.

Terug naar Aardbeien, een roman waaraan Roth in 1929 is begonnen maar die hij nooit heeft afgemaakt. Het is bij een romanfragment gebleven dat eerst na de oorlog is teruggevonden. Het fragment begint zo: ‘De stad waar ik geboren ben, ligt in het oosten van Europa, in een grote, dunbevolkte vlakte.’ Dus moet Brody voor die stad model hebben gestaan want op 2 september 1894 is Roth in die plaats in Galicië geboren. Maar die conclusie is eigenlijk te vlug door de bocht want de ‘mythomaan’ Roth heeft steeds andere plaatsen genoemd waar hij zou zijn geboren. Vaak heeft hij Schwaby als zijn geboorteplaats aangewezen. Bovendien schreef Roth romans en daarin komen plaatsen voor die naar Brody zijn gemodelleerd, dat wel, maar natuurlijk niet zonder meer een-op-een. Het geldt ook voor Aardbeien.

Voor een realistisch beeld van Brody kan men het gelijknamige boek van Börries Kuzmany uit 2011 raadplegen, uitgegeven door Böhlau Verlag. Het bevat een schat aan informatie. Brody, indertijd behorend tot Oostenrijk-Hongarije, was een grensplaats ten oosten van Lemberg. Na Brody begon Rusland. In 1900 telde Brody 17.361 inwoners, van wie 11.912 Joden waren. Aardbeien is inderdaad zo’n grensplaats, al lijkt deze in het romanfragment aan de Russische kant te liggen en spelen de Joden in die plaats geen centrale rol. Er is, de liefhebbers van Roth zullen het herkennen, een station en een kasteel met een graaf. Kuzmany geeft in zijn boek bovendien een voorbeeld waaruit kan worden afgeleid dat Brody wel degelijk mede model heeft gestaan voor de plaats waar Aardbeien zich afspeelt. “Sinds jaar en dag was er bij ons”, schrijft Roth, “een klein park waarin kastanjebomen bloeiden.” En hij vervolgt:

In het midden van het park stond een houten bouwsel met een scheve gevel en op de top van het dak een windwijzer. Ook deze windwijzer had geen enkele functie. De wind drong nooit door het dichte bladerdak van de kastanjebomen heen. De windwijzer had niets te doen.
(…)
In feite vervulde het gebouw een heel andere functie. Eigenlijk was het een paviljoen waar verfrissingen te krijgen waren, zoals ijs en sodawater, met of zonder siroop, en dat werd opengehouden door een mooie, weelderige, blonde vrouw, bij wie ik en vele anderen de liefde hebben geleerd. Het sodawater dat ze schonk moet van een bijzondere soort zijn geweest, of het moet aan de jonge mannen uit mijn streek hebben gelegen.
Ons paviljoen was regelmatig gesloten op uren dat je het niet verwacht zou hebben.

Dit fragment moet voldoende zijn om van rasverteller Joseph Roth te houden en ook Aardbeien te kopen. Ik heb dit fragment echter vooral gekozen omdat het aantoont dat Brody inderdaad mede voor Aardbeien model heeft gestaan, want Kuzmany heeft ontdekt dat er in Brody in het park aan de Neustädtermarkt inderdaad een paviljoen was en dat in het begin van de vorige eeuw zich daar ook een ‘Uhrturm’ bevond. Hij heeft zelfs een plaatje daarvan afgedrukt.

Uit het boek van Kuzmany over Brody wil ik hier nog iets aanhalen. Kuzmany vermeldt dat ook andere schrijvers Brody in hun romans en verhalen hebben beschreven. Agnon bijvoorbeeld maar ook Scholem Alejchem (zie over een kennismaking tussen hem en een jonge Roth mijn column van 15 maart 2013). Als vanuit Rusland de Oostenrijkse grensplaats Brody wordt bereikt, het verhaal speelt in het begin van de vorige eeuw, laat Scholem Alejchem Motl, der Sohn des Kantors, het volgende zeggen:

Wisst ihr, wohin wir geraten sind? Nach Brody! Ich glaube wir sind schon in der Nähe von Amerika. Eine schöne Stadt, dieses Brody. Die Stadt, die Strassen, die Leute, alles ist ganz anders als bei uns. Nicht einmal die Juden ähneln denen bei uns. (…) Aber ihre Sprache – ach die Sprache! Deutsch nennt man sie.

En dat brengt mij op het gymnasium dat Roth in Brody heeft bezocht. Achter in het boek van Kuzmany staan de gegevens van de scholieren die op dat gymnasium zaten. Roth ging in 1905 naar het gymnasium en hij was toen een van de 243 Joden die deze school bezochten. De Joden vormden de grootste groep van de in totaal 620 scholieren. Toen Roth aan zijn middelbare school begon, was de voertaal Duits. Dat veranderde met ingang van het schooljaar 1907/08. Jaar voor jaar werd daarna het onderwijs niet meer in het Duits maar in het Pools gegeven. Roth deed in 1913 eindexamen, de voorlaatste keer dat dit nog in het Duits kon.


Gymnasium Brody. Voor het gymnasium
staat een beeld met beroemde leerlingen
en leraren, onder wie Joseph Roth
(Wikipedia)

De onvermoeibare Els Snick heeft dit jaar nog een boek gepubliceerd, Duitsland op het spoor, uitgegeven bij Lubberhuizen. Zij was naar Duitsland gegaan om ‘Joseph Roth achterna te reizen’ en wilde vooral ontdekken ‘hoe het is om geen eigen huis te hebben maar te trekken van hotel naar hotel, om met portiers, kelners, kamermeisjes en reizigers uit de hele wereld je dagelijks leven te delen’. Een aanvulling dus op de door haar vertaalde en in 2014 ook bij Lubberhuizen onder de titel Hotelmens verschenen bundel reportages en brieven. Snick begon haar reis in Berlijn en ik was natuurlijk meteen geïnteresseerd, want ik schreef zelf al eens over Joseph Roth in Berlijn. Zie mijn column van 15 juli 2011. Snick brengt helaas weinig nieuws en dat komt omdat haar ‘plannen werden doorkruist’. Zij kwam onderweg haar ‘eigen geschiedenis tegen’. Roth en haar eigen geschiedenis heeft ze fraai in elkaar laten overgaan maar daardoor is Roth nogal ondergesneeuwd. Natuurlijk is het aardig te lezen dat Snick in Goslar in hotel Niedersächsischer Hof is gaan logeren omdat Roth, op Harzreise voor de Frankfurter Zeitung, daar ook heeft gelogeerd. Vanuit dit hotel schreef hij op 20 november 1930 een brief aan Stefan Zweig. Die brief staat in de gepubliceerde correspondentie. Roth klaagt daarin onder andere over zijn financiële situatie maar verblijft wel in het net geopende, luxueuze hotel Niedersächsischer Hof. In Hotelmens had Snick een verhaal Het hotel opgenomen dat Roth op 23 november 1930 in de Frankfurter Zeitung had gepubliceerd en bij herlezing ‘stelt zij vast’, dat die tekst in hotel Niedersächsischer Hof moet zijn geschreven. Zij herkent ligging en interieur van het hotel. Dat is het dan. Voor liefhebbers van Roth bevat dit overigens sympathieke boek inderdaad maar weinig nieuws.

Snick bezoekt in haar reis door Duitsland ook haar kennissen ‘Koos en Kathinka’ die in Keulen wonen en elkaar door Joseph Roth in Amsterdam hebben leren kennen. Achternamen noemt ze niet maar het gaat natuurlijk om Koos van Wehring en Kathinka Dittrich, de vroegere directeur van het Goethe-Institut. Koos van Wehring kwam in het begin van deze column al ter sprake en ik haal hem hierna weer aan in verband met de komende vertaling van Juden auf Wanderschaft.


Joseph Roth, Joden op drift, vertaling Els Snick,
Uitgeverij Bas Lubberhuizen, Amsterdam 2016,
(nog niet verschenen)

Koos van Wehring heeft Juden auf Wanderschaft mooi samengevat in het boekje Joseph Roth in Nederland uit 1979.

Juden auf Wanderschaft is een uitermate boeiende ‘studie’, waarin getracht wordt de lotgevallen van de Europese joden na de wereldoorlog van 1914-1918 te beschrijven. Roth heeft het dan ook eigenlijk over zijn eigen lotgevallen: geboren in zo’n overwegend Joods stadje, via de Joodse wijk Leopoldstadt in Wenen naar het Oostelijke front en daarna naar Wenen, Berlijn en Parijs. In het westen gevierd als een belangrijk journalist, min of meer geassimileerd, maar met een niet te onderdrukken verlangen naar het verloren land.

Naast Job is Juden auf Wanderschaft Roth’s mooiste getuigenis van zijn Joodse afkomst en van zijn vaderland in Oost-Europa. Het boek is een liefdesverklaring aan de Joden.

Ook in Juden auf Wanderschaft heeft ‘das jüdische Städtchen’ geen naam. Maar ‘das jüdische Städtchen’ lijkt sterk op Brody. Joseph Roth beschrijft een kleine stad met 18.000 inwoners van wie 15.000 Joden (een beetje Jiddisje overdrijving mag wel). 8.000 van hen leven van de handel, als marskramer, anderen oefenen de meest verschillende beroepen uit. De stad heeft een marktplaats en een station waar eenmaal per dag een trein langskomt. Er zijn twee kerken, een synagoge en veertig kleine gebedshuizen waar men ook de Tora en Talmoed bestudeert. Ontroerend is de beschrijving van de arme Jood die net zo weinig geld heeft als zijn antisemitische vijanden. Maar hij leeft anders. Hij hongert en spaart want zijn kinderen moeten naar school om onderwijs te volgen en op sjabbesavond eet hij alsof hij welvarend is. Hij speelt de welvarende.

Het is maar goed, zo merk ik terzijde op, dat Roth op het gymnasium nog onderricht in het Duits heeft gehad zodat hij in Juden auf Wanderschaft kan schrijven:

Voor de Oost-Joden is Duitsland nog altijd het land van Goethe en Schiller, van de Duitse schrijvers, die iedere leergierige Joodse jongeling beter kent dan de gymnasiast die tegenwoordig achter het hakenkruis aanloopt.

Voor mij is Juden auf Wanderschaft vooral zo interessant en belangrijk omdat Roth met dit boek een brug heeft willen slaan tussen het oosten waar hij was geboren en het westen waar hij terecht was gekomen. In zijn boek laat hij zien dat in zijn tijd veel Europese Joden waren vastgelopen tussen heimwee en hoop. Ook Joseph Roth. Zijn in 1937 geschreven maar toen niet meer gepubliceerde ‘Vorrede zur neuen Auflage’ eindigt niet erg optimistisch.

Juden auf Wanderschaft is echter geen homogeen, eenduidig boek. Het is door Roth samengesteld uit verschillende, eerder gepubliceerde journalistieke stukken. Het is goed mogelijk naar eigen gading bepaalde passages naar voren te halen, vooral als men het boek leest vanuit hedendaagse optiek. Als dat gebeurt, dreigt het boek te worden misverstaan. We zullen zien.

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011

Columns 2010

Columns 2009