Als Kafka eind 1910 voor de eerste keer in Berlijn is, noteert hij op een prentbriefkaart aan zijn vriend Max Brod: Zo juist brengen ze mij griesmeel met frambozensap, ik ben ook nog kropsla met room van plan, daar zal een kruisbessenwijn bij smaken en een kop thee van aardbeibladeren zal het slot zijn. Kafka liet zich in Berlijn alles goed smaken maar dan wel in de vegetarische restaurants, het is hier zo vegetarisch, dat zelfs fooien verboden zijn. Hij genoot in alle opzichten van de stad. In het Metropol-Theater zag hij een opvoering van Hamlet met Bassermann waarvan hij zeer onder de indruk was.
Bijna twee jaar later ontmoet Kafka bij Max Brod zijn latere verloofde Felice Bauer, die in Berlijn woont. In zijn tweede brief aan Felice, van 28 september 1912, nog met de aanhef zeer geachte Mejuffrouw, schrijft hij:
Immanuel Kirch? Het doet denken aan “de componist Willem Spark”, die tijdens de oorlog onderwerp was van een lezing in het gijzelaarskamp St. Michielsgestel. In mijn editie van de vertaalde brieven aan Felice, uit 1974, staat toegelicht dat de Bauers op de vierde etage van Immanuelkirchstrasse 29 woonden, een stille, maar niet bijzonder aantrekkelijke straat in Oost-Berlijn. Hoe die straat er in 1912 uitzag, heeft Kafka gevraagd aan Jizchak Löwy, de met hem bevriende Jiddisje toneelspeler die zich toen in Berlijn bevond. Daarover schrijft Kafka op 5 november 1912 aan lieve juffrouw Felice:
De Immanuelkirchstrasse ligt dus in de wijk Prenzlauerberg. In die wijk brachten wij kort geleden enkele dagen door. De Immanuelkirchstrasse is nu een mooie straat en één van de weinige plekken in Berlijn waar het nog mogelijk is over Kafka te mijmeren. Vlakbij ligt ook de liberaal-conservatieve synagoge Rykestrasse, in 1904 ingewijd. Tijdens de Kristallnacht is de synagoge van binnen geheel vernield. De nazi’s gebruikten het gebouw onder meer als paardenstal. De fraai gerestaureerde en opvallend grote synagoge is in 2005 heropend. Hans-Gerd Koch spreekt in zijn boek Kafka in Berlin het vermoeden uit dat Felice daar naar sjoel ging.
Synagoge Rykestrasse
Wikipedia (foto Mazbin)
September 1922 schrijft Kafka, hij is dan in Plana, aan Robert Klopstock:
Een ruimer uitzicht op Palestina. Kafka zal dat inderdaad in Berlijn vinden, bij Dora Diamant en in de Hochschule für Wissenschaft des Judentums. Maar het duurt nog tot zomer 1923 eer Kafka naar Müritz gaat en Dora Diamant ontmoet met wie hij in Berlijn gaat samenwonen en droomt over een toekomst in Palestina. Ik schreef daar al eens een column over.
Eind 1923 woont Kafka met Dora in Berlin-Steglitz en daarvandaan schrijft hij aan Robert Klopstock:
Liberal-reformerische staat er in het Duits al was de Hochschule für Wissenschaft des Judentums in 1872 gesticht zonder binding met een bepaalde stroming binnen het jodendom. Studenten uit geassimileerde gezinnen moesten de Präpanderie (vertaald als voorbereidende klasse) volgen. Ook Kafka. Maar zelfs dan werd enige kennis van het Hebreeuws verondersteld. Biograaf Reiner Stach meldt dat Kafka niet alleen de Präpanderie volgde maar samen met Dora Diamant ook voordrachten over Talmoed bijwoonde.
De Hochschule bestaat niet meer, wel het gebouw waarin het gevestigd was, thans het Leo-Baeck-Haus met de Zentralrat der Juden in Deutschland.
Leo-Baeck-Haus
Tucholskystrasse 9
In zijn boek Kafka in Berlin verwijst Koch naar de herinneringen van Josef Tal. Nieuwsgierig geworden kon ik die gemakkelijk antiquarisch vinden. Ze zijn in 1985 bij Quadriga Verlag gepubliceerd onder de titel Der Sohn des Rabbiners, Ein Weg von Berlin nach Jerusalem. Josef Tal (1910-2008), een bekend Israëlisch componist, is de zoon van rabbijn Julius Grünthal die aan de Hochschule für die Wissenschaft des Judentums doceerde toen Kafka daar lessen volgde.
In het boek van Josef Tal komt de volgende passage voor:
Josef Tal met zijn vader rabbijn Julius Grünthal
Het boek van Josef Tal bevat veel wetenswaardigheden over zijn leven in Berlijn en in Israël. Het is naast een persoonlijk relaas ook geschiedschrijving. Tal schetst bovendien een mooi portret van zijn vader, die orthodoxie en tolerantie met elkaar wist te verzoenen. Rabbijn Grünthal moet een geboren pedagoog zijn geweest. Maart 1934 is Tal met vrouw en kind naar Palestina gegaan. Zijn ouders bleven in Berlijn. Hij beschrijft aan het einde van het eerste deel van zijn herinneringen het afscheid op het Anhalter Banhhof:
Rabbijn Grünthal, intussen weduwnaar geworden, is eind jaren dertig naar Eindhoven uitgeweken waar zijn dochter met haar gezin onderdak had gevonden. Van haar ontvangt Josef Tal een brief, gedateerd 24 juni 1945. Hij verneemt dan wat er met zijn vader is gebeurd. Allen zijn gepakt en op transport gesteld. De dochter en haar gezin hebben het concentratiekamp wie durch ein Wunder overleefd. Der Vater hat ein furchtbares Ende erlitten. Vergast – verbrannt. Man hat ihn nach einem der schlimmsten Vernichtungslager transportiert. Nach Auschwitz.
Het is, weten we nu, niet Auschwitz maar Sobibor geweest. In Berlijn is bij het voormalige woonhuis van rabbijn Grünthal aan de Wielandstrasse 12 een Stolperstein geplaatst. Om ook hem te gedenken. Dat zag ik op internet, toen we al uit Berlijn terug waren. Er zijn dus toch meer plekken dan de wijk Prenzlauerberg om over Kafka te mijmeren. Wie naar de Wielandstrasse gaat, kan ook daar een moment aan Kafka denken, eens in de Hochschule für Wissenschaft des Judentums onder het gehoor van rabbijn Grünthal.