Jodendom en mierikswortel horen bij elkaar. We gebruiken het als bitter kruid op de sederschotel. Pekelvlees met mierikswortel is heerlijk. De lekkerste at ik eens in het helaas gesloten Parijse restaurant Pitchipoï. Samen met een glaasje wodka. Pitchipoï is in de Jiddisje folklore de naam van een niet bestaande plaats in een ver land, een droombeeld. In zoverre wel een mooie naam voor een restaurant met een Joodse, Oost-Europese keuken. Al is ook overgeleverd dat in Drancy, het Franse Westerbork, Pitchipoï de aanduiding was van de onzekere bestemming in het verre Polen.
Enkele weken geleden at ik in Kaunas rundertong met mierikswortel. Weer zo’n ontzettend lekkere combinatie. En vergeet niet vis met mierikswortel. Ik kreeg koude, gevulde vis met mierikswortel (een gerecht, waarvoor het de moeite waard is je tot het jodendom te bekeren), schrijft Isaak Babel in één van zijn verhalen.
Dit las ik in De mythe van Odessa, het vorige maand uitgekomen nieuwe deel in de reeks Literaire Steden van uitgeverij Bas Lubberhuizen. Er bestond al een boekje onder die titel maar de huidige uitgave is door Jan Paul Hinrichs geheel herschreven. Hinrichs schreef voor dezelfde reeks ook Lemberg – Lwów – Lviv, dat Lubberhuizen nu tegen een lager bedrag aanbiedt. In beide boeken tekent Hinrichs een portret van een eens zo Joodse stad en behandelt hij ook enkele Joodse schrijvers. In Lemberg – Lwów – Lviv o.a. Alexander Granach en Joseph Roth. In De mythe van Odessa Isaak Babel.
Een goede aanleiding om in deze column aandacht te besteden aan Isaak Babel, in 1894 in Odessa geboren. Dat wordt ook tijd want Babel past geheel in de thematiek die in deze columns en in mijn boek Het jodendom laat je niet los vaak aan de orde komt.
Isaak Babel
Reinhard Krumm schreef in 2006 een handzame en heldere biografie van Babel, Schreiben unter Stalin, en hij noemt het Odessa van Babel een multiculturele stad waarin de Joden zich vrijer konden bewegen dan in andere delen van Rusland. Odessa had zich aan het eind van de negentiende eeuw ontwikkeld tot een Zentrum der Emanzipation russischer und osteuropäischer Juden. Babel was afkomstig uit een grotendeels geassimileerd Joods gezin al schrijft hij in zijn korte schets ’Autobiografie’: Onder dwang van mijn vader heb ik mij tot mijn zestiende jaar in de studie van het Hebreeuws, de Bijbel en de Talmoed moeten verdiepen.
Ik citeer de in 1962 door Moussault uitgegeven Verhalen, dat met Autobiografie begint. De vertaling is van de hand van Charles B. Timmer. Het verbaast me dat de boeken van Babel, waaronder de twee delen Verzameld werk, nu alleen nog antiquarisch te verkrijgen zijn. De oudere uitgave van zijn verhalen heb ik al heel lang, ik vermoed al vanaf kort na 1962. Prachtig vond ik die verhalen indertijd maar herlezen heb ik ze nu pas. Opnieuw ben ik onder de indruk gekomen van de kernachtige stijl van Babel die in korte aanduidingen, met maar enkele adjectieven, beeldend een verhaal kan vertellen. Maar destijds las ik te onbevangen en heb ik minder goed gezien hoezeer Babel heeft moeten worstelen om de revolutie van 1917 en zijn Joodse achtergrond met elkaar in evenwicht te brengen. Denn er steht immer auf beiden Seiten, schrijft Krumm, ihn faszinieren die Lehren von Marx und Engels, und doch vermag er sein Judentum nicht einfach abzustreifen, dem er ebenso loyal verpflichtet ist.
Dat is het thema van deze column. Daarom noem ik hier De Verhalen uit Odessa wel maar bespreek die niet, al spelen ze in een Joods Odessa, in de wijk Moldavanka, de arme wijk van Joden en gangsterdom, waarover Hinrichs in zijn mooie boekje uitgebreid bericht. De beide kanten van Babel, communist en Jood, vind je vooral in de verhalen uit De rode ruiterij. Daarin wilde hij, aldus weer Krumm, sehen und beschreiben, wie die russischen Kommunisten die Juden behandelten. Mit der eine Seite verband ihn eine jahrtausendalte Kultur, mit der anderen neueste Hoffnung. Mit beiden identifizierte er sich.
De verhalen uit De rode ruiterij vormen het verslag van de Russisch-Poolse oorlog die Babel als vrijwillig correspondent heeft meegemaakt. Als ‘embedded journalist’ zouden we nu zeggen. Samen met de cavalerie die vooral uit Kozakken bestond, trok Babel in 1920 door Oekraïne, Galicië en Polen. Onder de schuilnaam Ljutow, want het was beter dat ook de eigen soldaten niet wisten dat hij een Jood was. Babel heeft een dagboek bijgehouden waaruit hij nadien voor zijn verhalen heeft geput. Onder de titel Dagboek 1920 is het vertaald door Peter Zeeman en in 1993 door Meulenhoff uitgegeven. Dit dagboek maakt duidelijk dat het Babel niet is ontgaan dat de Joden werden verjaagd en vermoord, ook door de eigen troepen. Nee, een pitchipoï, een droombeeld, was het land waar Babel doorheen trok niet. Net als de Joden uit Drancy ervaart Babel al heel snel de werkelijkheid. Het dagboek begint 3 juni 1920 in Zjitomir en Babel noteert: De progrom in Zjitomir, aangericht door de Polen, daarna, uiteraard, door de Kozakken. Ook merkt hij op: de gebouwen van de synagogen, de oude architectuur, wat grijpt mij dit alles toch aan. Hiermee is de toon gezet en wat hij in Zjitomir heeft gezien, verwerkt hij later in de verhalen Gedali, de rabbi en de zoon van de rabbi.
Zijn verhaal Gedali begint Babel met de verzuchting: Het zijn de avonden vóór de sabbat die mij beklemmen met de zware melancholie van de herinneringen. Op zulke avonden placht mijn grootvader met zijn gele baard langs de boekbanden van Ibn-Ezra te strijken. (...) O, vergane Talmoedboeken van mijn kinderjaren! O, dichte melancholie van herinneringen! Hij ontmoet de oude winkelier Gedali. Gedali die in tweestrijd staat: De revolutie, goed, daar zeggen we ja op, maar moeten we dan nee zeggen tegen de sabbat? En aan het eind van het verhaal schrijft Babel: De sabbat komt nader. Gedali, de grondvester van een niet te verwerkelijken Internationale, is naar de synagoge gegaan om te bidden.
Ik schreef het al. De toon is gezet. Als Babel 22 juli 1920 in Peltsja-Boratin is, schrijft hij in zijn dagboek: Een oude Jood – ik praat graag met de onzen – die begrijpen mij. En een dag later in Doebno: Een stille avond in een synagoge, dat werkt altijd onweerstaanbaar op mij. Op 30 juli 1920 is Babel in Brody, een oude, rijke en unieke Joodse nederzetting. Maar de stad is verwoest, geplunderd. (...) De Sjkolnasynagoge, 9 synagogen, alles half in puin. Babel ontmoet de sjammes, die hem vertelt over de plundering van de stad door de Kozakken, over vernederingen, door de Polen aangedaan. O, Brody!, voeg ik hier aan toe, de stad waar Joseph Roth is geboren, in hetzelfde jaar als Babel.
Augustus 1920, onderweg naar Witkow, op een wagen, treurt Babel, in gedachten verzonken, om het lot van de revolutie. En twee dagen later bezoekt hij Sokal, met een jonge zionist. (...) De jodenwijk. Onbeschrijflijke armoede, vuil, de beslotenheid van een getto. (...) Ongelukkig Galicië, ongelukkige Joden. Krumm concludeert terecht dat de hoop van Babel, een symbiose tussen communisme en jodendom, ook in De rode ruiterij schipbreuk lijdt. Die fünf Bücher Moses und Lenins Schriften, Liebe und Hass, Gebetsriemen und rote Fahne passen einfach nicht zusammen.
Tenslotte mag niet onvermeld blijven het door Babel in 1931 gepubliceerde verhaal Karl-Jankel dat hij laat spelen in Odessa, in de tijd dat hij nog klein was. De vader uit het verhaal is lid van de partij en wenst dat zijn zoon de voornaam Karl zal krijgen net als Karl Marx. De schoonmoeder echter, die behoefte had aan een kleinzoon aan wie ze de verhalen over Baal-Shem zou kunnen vertellen, ontvoert het kind, laat hem besnijden en noemt hem Jankel. Het komt tot een rechtszaak die Babel geestig beschrijft. De door de rechters genomen beslissing vernemen we niet. Babel beëindigt het verhaal zo:
‘Onmogelijk’, fluisterde ik binnensmonds, ‘onmogelijk, dat jij niet gelukkig zult worden, Karl-Jankel ... Het kan niet anders, of jij zult gelukkiger worden dan ik het ben geweest ...’
Krumm noemt zijn hoofdstuk over de jaren 1929-1932 Der Zweifel. De jaren 1932-1936 geeft hij als titel mee Das Schweigen. Babel publiceert dan niet veel meer. Als Ausweg bot sich ihm nur das Schweigen. Krumm noteert: In den letzten Jahren las Babel wieder Scholem Aleichem in jiddischer Sprache, wass ihm grosse Freude bereitete. Das waren seine geistigen Wurzeln, die ihm keiner abhacken konnte.
Hoe het met Karl-Jankel is afgelopen weten we niet. Maar voor Babel heeft het vervolg de bittere smaak van mierikswortel. Hij is 15 mei 1939 op bevel van Stalin gevangengenomen. Zijn niet gepubliceerde manuscripten, het moeten in totaal wel zo’n 33 ordners zijn geweest, zijn verloren gegaan. Met uitzondering van een groot gedeelte van zijn Dagboek 1920. Op 27 januari 1940 is Babel ter dood gebracht. In de nacht van vrijdag op zaterdag. Het was sjabbat.