Een heerlijk boek, schreef ik vorige week over Der Pojaz, de kort geleden opnieuw uitgeven roman van Karl Emil Franzos. Jammer genoeg is er geen Nederlandse vertaling, want Franzos kan goed schrijven en de roman uit het eind van de 19e eeuw is nog steeds heel leesbaar en bovendien vaak erg geestig. Vielleicht muss man alter geworden sein, mehr erfahren und mehr gelitten haben, um das “Lächeln unter Tränen” zu erlernen, schrijft Franzos in zijn voorwoord tot de roman. Hij heeft ook lang geaarzeld om Der Pojaz te schrijven. Ich wollte die jüdische Volksseele tiefer als bisher ergründen lernen. Veel meer dan in zijn eerdere boeken is het Franzos met zijn roman gelukt wat hij zijn belangrijkste opdracht als schrijver heeft genoemd: den Gegensatz zwischen dem Judentum des Ostens und dem Westens ausgleichen zu helfen. Franzos moet hebben begrepen dat hij een belangrijk boek had geschreven. Toch heeft hij de roman tijdens leven niet in het Duits gepubliceerd. Het lijkt erop dat het opkomend antisemitisme aan het eind van de 19e eeuw hem heeft weerhouden een judenfreundliche roman te publiceren, een roman bovendien die, verkeerd begrepen, voer voor antisemieten zou kunnen zijn. Hij wilde hen geen argumenten in handen spelen.
Der Pojaz is de bijnaam van de hoofdpersoon, Sender (Alexander) Glatteis. Pojaz betekent hansworst of grappenmaker, een bijnaam die Sender heeft gekregen omdat hij anderen goed kan nadoen en hij daarvan ook ruim gebruik maakt om de nodige streken uit te halen. Sender wordt in Barnow opgevoed door een pleegmoeder, Rosel Kurländer, omdat zijn beide ouders niet meer leven. Lange tijd weet Sender dat niet. Zijn pleegmoeder heeft het hem niet verteld omdat zijn vader, Mendele Glatteis, een in heel Galicië bekende sjnorrer was en zij niet wil dat Sender dat ook wordt. Haar opvoeding van Sender tot een rechtgeaarde Jood is tegelijk hard en liefdevol. Een rechtgeaarde Jood betekent in Barnow een chassidische Jood. En dat past de eigenzinnige en intelligente Sender niet.
Ook in deze roman toont Franzos zich een aanhanger van de Haskala. Hij zet zich af tegen het chassidisme. Barnow is een Winkel der Erde, wo die Binde des religiösen Vorurteils den armen Menschen so dicht um die Augen liegt. Het cheider komt er ook niet best vanaf, hij noemt het zelfs een Schandfleck des orthodoxen Judentums. Al in het begin van het boek komt deze uitval voor:
Als Sender een keer naar de wonderrabbi van Sandagora wil gaan, bezoekt hij het nabij gelegen Czernowitz waar een theatervoorstelling van de koopman van Venetië te zien is. De figuur van Shylock (Schajlok hoort Sender) fascineert hem. Met veel humor beschrijft Franzos hoe Sender Shylock als Jood beleeft. Vooral de passage waarin de Joden fel en bitter door de christenen worden vervolgd, grijpt Sender aan. Daar had hij op die manier nog niet over nagedacht. In Polen was dat nu eenmaal zo, meende hij. Maar nu zijn hem de ogen geopend voor het bloedige onrecht dat de Joden moeten dulden.
Sender heeft zijn roeping gevonden. Hij wil toneelspeler worden. Hij wil Shylock spelen. De leider van het toneelgezelschap ziet zijn talent en geeft hem opdracht zich eerst te ontwikkelen en Duits te leren. Na twee jaar kan hij zich dan bij het toneelgezelschap aansluiten.
Duits leren is in Barnow echter geen eenvoudige zaak. Duitse boeken mogen de Joden niet lezen, weil die Chassidim sagen, dass es eine Sünde gegen Gott ist. Duits leren moet dus heimelijk, maar Sender durft het wel aan en vindt bovendien een Joodse uitweg: “Vor dem Thora in der Betschul hängt ja auch ein Vorhang”, plegte er später darüber zu sagen, “Mein Plan war meine Thora... “. Een naar het dorp gestuurde soldaat, Heinrich Wild geheten, en een monnik uit het dominicaner klooster worden zijn leermeesters. Ook moet Sender zich teweer stellen tegen allerlei onheil dat zijn toekomst als toneelspeler op het spel kan zetten, zoals een hem opgedrongen huwelijk en de verplichting om langere tijd in het leger te dienen. In een brief aan de leider van het toneelgezelschap verzucht Sender: Sie haben mich auf einen Berg herausgeführt und haben mir von fern das gelobte Land gezeigt. Moses hat sich mit dem Anschauen begnügen können, denn er war schon sehr alt, aber mir blutet das Herz ...
Al wil Sender graag toneelspeler worden, hij is en blijft een rechtgeaarde Jood. Als het lente is, denkt Sender vol vreugde aan zijn toekomst als toneelspeler want de twee hem opgedragen leerjaren zijn gelukkig bijna voorbij. Hij pakt het gebedenboek van zijn vader dat Rosel Kurländer hem heeft gegeven. Mit anderer, höherer Empfindung als sonst langte er nun die Gebetriemen aus dem Schrein und schlug sein Andachtsbuch auf, das Morgengebet zu sprechen. Zo verbindt Franzos de wens van Sender toneelspeler te worden met een gelovig Joods leven. Sender ontdekt later dat in het gebedenboek (waarvan enkele bladzijden waren dichtgeplakt) is geschreven dat het eerst van zijn grootvader was en daarna van zijn vader die de wens uit, dat het gebedenboek eens aan zijn zoon zal toebehoren. Het is das Bindeglied zum Judentum.
Op een gegeven moment komt het uit dat Sender heimelijk Duits heeft geleerd en de rabbijn schreeuwt: Elender, du kannst diese Buchstaben lesen. Een straf moet volgen maar men vindt toch een bevredigende oplossing waarmee ook de rabbijn kan instemmen. Er zijn namelijk in het dorp enkele Joden die om hun beroep te kunnen uitoefenen wel Duits moeten kennen, zoals de apotheker en de verkoper van loten, Dividl Morgenstern. Bij Dividl Morgenstern mag Sender gaan werken. Opvallend is verder de vriendschap die ontstaat tussen Sender en de huwelijksmakelaar Itzig Türkischgelb, een vriendschap die eigenlijk indruist tegen diens belangen. Franzos laat in deze en andere passages zien dat de roman in een overgangstijd speelt. Ook binnen het Ostjudentum kan de ontwikkeling niet worden tegengehouden.
Uiteindelijk komt Sender in contact met een rondreizend toneelgezelschap en ontmoet Sender een in zijn tijd beroemde toneelspeler, Bogumil Dawison, die met veel succes Shylock heeft gespeeld. Maar Sender is intussen ernstig ziek geworden, hij hoest bloed, al zijn ontberingen hebben hem lichamelijk aangetast. Toneelspeler van beroep zal hij niet worden en hij sterft te midden van degenen die van hem houden.
Der Pojaz geeft een indringend beeld van het jodendom in Galicië aan het eind van de 19e eeuw. Het is tevens een Bildungsroman waarin het kunstenaarschap centraal staat. Kunstenaars en ook schrijvers passen veelal niet in een streng keurslijf. Zij houden ons scherp en helpen ons verder.
“Was suchst du in den Büchern?”
“Wissen”, sagte Sender. “Die Bildung”.
Toen Franzos in 1893 zijn roman had beëindigd, leefde in Galicië, in het plaatsje Werbowitz, een driejarig jongetje met de naam Jessaja Szajko Gronach. Hij zou de weg gaan die voor Sender Glatteis gesloten bleef.