Zondag wordt Auschwitz herdacht en is het Holocaust Memorial Day. Joodse jongeren kunnen 's avonds in het gebouw van de Liberaal Joodse Gemeente een gevarieerd programma volgen met verschillende workshops. Bekende sprekers behandelen onderwerpen als Heldendom in de Tweede Wereldoorlog, De Nederlandse betrokkenheid bij de Jodenvervolging, De Joodsche Raad in Nederland.
Ook ik ben gevraagd een workshop voor mijn rekening te nemen. Of ik iets zou willen vertellen over mijn afgelopen najaar verschenen boek, Het Jodendom laat je niet los, waarin een aantal op de website van Crescas geplaatste columns zijn gebundeld. Zo word je nog eens een bekend spreker. Ik dacht even na en stemde toe. Literatuur als schatkamer van de Joodse ervaringswereld, het leek me wel een passend onderwerp.
Meteen dacht ik aan de column over het boek van Alain Finkielkraut, Een intelligent hart, waarin hij immers schrijft:
De jurisprudentie van het leven, een mooie formulering die me aanspreekt. Niet slechts de regels maar vooral ook de verhalen waarin die regels tot leven komen. Verhalen zijn geschikt om na te denken over wat de Holocaust ons kan leren. Finkielkraut ziet het lezen van romans, schreef Bas Heijne in de NRC, als een mogelijkheid klaarheid te brengen in morele dilemma’s en om tegen de geriefelijke aannames van de tijdgeest te denken. Literatuur als moreel instrument.
De column over Finkielkraut teruglezend kwam ik op de noodzaak om zelfstandig te blijven denken, door Hannah Arendt zo mooi omschreven:
Tegenover het zelfstandig blijven nadenken staat de verleiding van die Kameradschaft, een les die Finkielkraut trekt na lezing van een boek van Sebastian Haffner, Het verhaal van een Duitser. Kameraadschap, heeft Haffner in de jaren dertig ervaren, is verleidelijk en neemt de eigen verantwoordelijkheid weg en vervangt alles wat met individualiteit en cultuur te maken heeft.
En, dacht ik vervolgens, vooral op dwarsliggers moet ik wijzen want dwarsliggers hadden soms een profetische blik. Mijn bundel columns begint met Heine die al voorspelde dat waar men boeken verbrandt, men uiteindelijk ook mensen zal verbranden.
Zoekend naar nog andere voorbeelden vond ik ook latere columns die bovendien iets met mijn vroegere vak te maken hebben. Dat leek me ook wel geschikt. De Hoge Raad buigt mee schreef ik over het kort geleden verschenen boek De Hoge Raad in oorlogstijd. Een eerste stap op een hellend vlak leidt vaak van kwaad tot erger. En ik herlas mijn column over het mooie boek van Aharon Barak, The Judge in a Democracy. Democratie en mensenrechten als lessen van de Holocaust. Ja, er is genoeg om jongeren een spiegel voor te houden.
Ik kan natuurlijk ook vertellen, bedacht ik, waarom ik in literatuur geïnteresseerd ben. Ik heb immers als klein jongetje, geboren begin 1940, iets van het Joodse lot meegekregen. Door de literatuur gaat voor mij de schatkamer van de Joodse ervaringswereld open. In mijn boek heb ik bovendien aan de hand van de geschiedenis van mijn familie en van mijzelf mijn persoonlijke keuzes tegen het licht gehouden.
Toch schrok ik van de aankondiging van het programma van de Holocaust Memorial Day. Overlevende van de Holocaust, een persoonlijk verhaal, staat er bij mijn naam. Formeel klopt dat wel maar zo heb ik nooit tegen mijzelf aangekeken. Al was ik een onderduikkind, ik was nog maar heel erg jong. Het heeft mijn belangstelling voor de Joodse literatuur gevoed, zeker, maar waarom zou dat niet ook gelden voor de naoorlogse Joodse jongeren van zondag. Daarom komen ze. Hoop ik.
Mijn reactie op de aankondiging van mijn workshop heeft, vermoed ik, nog een andere achtergrond. Een Holocaust Memorial Day juich ik zeer toe. Daarom wil ik er ook aan meewerken. Maar als het om het persoonlijke leven gaat, ben ik voorzichtig met het trekken van lessen uit de Holocaust. Terugkijken kan soms een handicap worden. Ik probeer dat te vermijden.
Er is ook nog een ander risico van misbruik van onze geschiedenis. Je komt het tegen als tegenstanders wordt verweten dat zij zich als nationaalsocialisten gedragen. Te pas maar soms ook te onpas.
Avraham Burg heeft in zijn boek De Holocaust is voorbij een citaat van Amos Oz opgenomen waaraan ik vaak denk als ik weer eens lees hoe de geschiedenis wordt misbruikt. Het ergste voorbeeld van de laatste tijd vond ik de orthodoxe jongen in Jeruzalem die zijn handen omhoog moest houden. Op dezelfde manier als de jongen op de bekende, zo aangrijpende foto uit het getto van Warschau.
Het citaat van Amos Oz:
Ik zal mij zondag tot de schrijvers beperken. Al zijn het wel mijn keuzes uit de schatkamer van de Joodse ervaringswereld en is het in die zin toch ook een persoonlijk verhaal. Dat verhaal wil ik graag met jongeren delen.