Multatuli en de Joden

Leo Frijda

vrijdag 25 juni 2010

Multatuli had van jongs af aan een zwak voor de Joden. In Minnebrieven staat de geschiedenis van het petje van een Jodenjongen, sabbatstooi schrijft Multatuli. Het is zaterdagnamiddag. Multatuli: Wat al joden op zo'n dag! En wat ze vrolijk en kleurig gekleed zijn! Nog nu zie ik dat met zo veel genoegen. De joodse opschik op de sabbat heeft mij altijd meer aangetrokken dan die koude, dorre gereformeerdheid. En dan volgt het verhaal:

Een jodenjongetje wandelde voor mij uit, met zijn zusjes. Hij had een baretje op, met schotsruit rand, en scheen recht groots daarop. Het waaide sterk, en 't baretje woei af. Och, wat waren die kinderen bedroefd! Publiek roep: een pet in 't water! En vermaakte zich met de angst van 't jongetje. 't Was in die tijd voor Publiek een bonne fortune als iemand in nood zat. Hij begreep zeer goed dat het schotsruiten petje een sabbatstooi was, een familiestuk, een hoop van 't huisgezin, een palladium! 't Was niet: 'n pet, het was: de pet! Nu is er in 't ongeluk van onze beste vrienden altijd iets wat ons plezier doet. Ga dus eens na wat een vermaak het was voor Publiek iemand in nood te zien die geen beste vriend was niet alleen, maar bovendien een jongetje van 'n ander geloof.

Natuurlijk gaat Multatuli te water en geeft hij het jodenjongetje zijn sabbatstooi terug. Waarschijnlijk heeft een en ander zich in werkelijkheid ook zo afgespeeld al zal Multatuli het verhaal wel een beetje hebben aangedikt.

Ook voor Woutertje Pieterse heeft Multatuli zelf - mede - model gestaan. Zo heeft hij van 1835 tot 1838 als jongste bediende gewerkt voor een textielfirma die in Woutertje Pieterse terugkomt als Ouwetijd & Kopperlith. Het is voor die firma dat Woutertje Pieterse geld moet gaan innen in de Amsterdamse Jodenhoek, de wijk rond de Sint Anthoniesbreestraat.


Max Liebermann: Judengasse in Amsterdam
(collectie Joods Historisch Museum)

In de negentiende eeuw was de wijk rond de Sint Anthoniesbreestraat een krottenwijk waar vooral arme Joden woonden. In de Ideeën 1223 en volgende is de beschrijving van Multatuli te vinden. De hertaling van Woutertje Pieterse uit 2006, van de hand van Ivo de Wijs, is, hoe goed ook bedoeld, een te korte samenvatting van Multatuli's schildering van deze buurt. Hierna een klein gedeelte van de oorspronkelijke tekst want, zo hoop ik, dat smaakt naar meer.

Vermoeid van dienstijver stapte hij tussen de kraampjes en uitstallingen door, die de Sint Anthoniesbreestraat zo bijzonder sterk doen gelijken op 'n verstoord mierennest. 't Verschil ligt grotendeels slechts hierin dat men er zeer lang naar kijken moet om wijs te worden. Wouter had moeite z'n weg te vinden.
(...)
Men kon daar kopen - maar wie kocht er iets? – daar waren te bekomen: zure augurken, runderlappen, nieren en long, nuchter kalfsvlees en andere spijzen, gekookt en ongekookt, met of zonder de saus. Daar werden oude lappen en vodden gevent, en stukjes leder, en knoken, en gepensioneerde hoeden, en stroken vilt, en schilderijen zonder lijst, en lijsten zonder schilderij. En prenten, en boeken. En rugtitels zonder bladen, bladen zonder titel. En landkaarten, niet zonder jacht op symmetrie netjes in vieren of zessen geknipt, om en détail te worden aan de man gebracht voor 't mogelijk geval dat 'n heel land of werelddeel de begroting van de koper mocht te boven gaan.

Na deze beschrijving volgt, typerend voor de Ideeën, een beschouwing over de Joden en hun godsdienst. Multatuli merkt op dat de Joden in de meeste vakken van kennis en wetenschap eeuwen lang hebben uitgemunt wat nog thans het geval is. Waarom dan, vraagt Multatuli zich af, bestrijden hun rabbi's, hun theologen, hun geschiedvorsers, hun mannen van letteren, hun denkers, de christelijke godsdienst niet? Multatuli zoekt dus steun bij de Joden om het christendom te bestrijden.

Dat is toch wel opvallend voor iemand die het gedicht Het gebed van den onwetende heeft geschreven dat eindigt met de woorden O God, er is geen God! en die bovendien vaak fel fulmineerde tegen de theologie, die hysterische beschouwing van dingen die er niet zijn. Wie hierover meer wil weten, verwijs ik naar een boek uit 2008 waarin alle uitspraken van Multatuli over geloof en godsdienst zijn gebundeld. Religiekritiek ja, maar het gaat Multatuli toch vooral om het bestrijden van het in zijn tijd overheersende christendom. En dan kan hij kennelijk wel enige steun gebruiken, ook van gelovigen van een andere godsdienst.

Over het bestrijden van het christendom heeft Multatuli in 1881 zelfs contact opgenomen met rabbijn Tobias Tal van de NIHS. Wat was het geval? Een christelijk theoloog had zich het nodige gepermitteerd over de Talmoed en was door rabbijn Tal terechtgewezen. Multatuli biedt, hoewel hij uitdrukkelijk schrijft: ik ben een atheïst, rabbijn Tal zijn bondgenootschap aan om die onkunde, Multatuli noemt het zelfs bedrog, te bestrijden. Of Multatuli enige werkelijke, laat staan diepgaande kennis van het jodendom of van de Talmoed heeft gehad, durf ik niet te zeggen. Wel kende hij het werk van Spinoza die hij regelmatig noemt. Rabbijn Tal antwoordt buitengewoon hoffelijk: uw welgemeende belangstelling treft mij aangenaam in mijn strijd tegen onwaarheid. Fijntjes wijst rabbijn Tal erop dat kennis van de Talmoed langdurige studie vereist en dat zelfs Spinoza 'eigenlijk de Talmoed niet kende'. In een vervolgschrijven stelt Multatuli de vereerende relatie te hoogen prys. Verdere correspondentie is echter niet teruggevonden.

Tot slot nog een geschiedenis die enigszins lijkt op het verhaal van de sabbatstooi. Weer werpt de ridderlijke Multatuli zich op als beschermer van wie in de verdrukking zitten. Het verhaal komt voor in de Ideeën 187. Multatuli ziet Joodse weeskinderen wandelen met een suppoost. Ze hadden lange jassen aan en grote hoeden op, zodat ze er uitzagen als ouwe heren, door een omgekeerde toneelkijker gezien.

Een christelijke straatjongen schold die jodenweesjes uit: Herejesis, wat 'n hoedjevol! Zeg, jij, is dat 'n jurk van je grootvader?
Dit sneed me door de ziel. Zonder te denken aan welke tekst ook, sprak ik de suppoost aan. Ik had enige moeite hem te doen voelen dat ik geen kwaad in de zin had. Na enig terrein peilen kwam ik voor de dag met de vraag of ik die arme kinderen enig genoegen mocht verschaffen?
't Was me namelijk alsof ik mij aansprakelijk rekende voor de onbeschoftheid van de straatjongen, die blond was als ik, Germaan als ik, gedoopt als ik. Ik voelde solidariteit.
De suppoost antwoordde beleefd, vond m'n aanbod vriendelijk, maar ... weigerde geld aan te nemen, want het was sabbat.

Multatuli maakte zich altijd kwaad als hij met antisemitisme te maken kreeg. Dik van der Meulen, de biograaf van Multatuli, wees mij erop dat zijn weduwe later vertelde hoe zij rond 1870 eens met Multatuli op een bank zat voor een herberg in de buurt van Mainz en er getuige van was dat een Joods gezin onderdak werd geweigerd. Multatuli vernam wat de reden was en werd woedend om zoveel 'domme wreedheid', maar hij was te laat: het gezin was al verder getrokken naar een volgend dorp, waar het al evenmin welkom was.

Dik van der Meulen, Cees Fasseur en Hans van den Bergh, Multatuli. Een zelfportret. Het leven van Eduard Douwes Dekker, door Multatuli verteld. Bert Bakker, 2010.
August Hans den Boef en Kees Snoek, O God, er is geen God! Multatuli over geloof en godsdienst. Van Gennep, 2008.

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011

Columns 2010

Columns 2009