“Wat ben ik, denk je?” De jonge kelner in een Grieks restaurant aan de boulevard van het oude stadje Jaffo nabij Tel Aviv keek me met grote, verwachtingsvolle ogen aan. In Jaffo, waar de minaretten van de moskeeën hoog reiken, zou je verwachten met een jonge Mohammedaan te maken te hebben. “Kijk goed naar mijn gezicht”, drong hij aan, terwijl zijn rechterhand over zijn blanke gezichtshuid streek.
Heel voorzichtig mommelde ik zoiets als “Mohammedaan.” “Nee ik ben Druus”, zei hij. “Ik kom uit een dorp op de Hoogvlakte van de Golan.”
Ik weet wel het een en ander van de Druzen: over hun geheime godsdienst. Ik vroeg hem wat hij mij daarover kon vertellen. Voor hem was de godsdienst van de Druzen echter ook nog vol geheimen. “Pas als ik onze godsdienst omarm, mijn haar afscheer en een vette snor kweek, zullen de ouderen me de eeuwenlange geheime ontsluieren. Dat doe ik natuurlijk niet. Ik ben seculier en studeer techniek aan een universiteit in Ramat Gan.”
Ik vroeg hem of de Druzen op de Golan zich hebben neergelegd bij de Israëlische annexatie van dit strategische plateau twee jaar geleden door Israël. “De Druzen zijn in hun hart blij dat ze deel uitmaken van de Israëlische democratie, dat ze in vrijheid leven. Maar naar buiten toe vervloeken ze de annexatie. Ze zijn bang dat Israël ooit de Golan zal moeten opgeven en de Syriërs wraak zullen nemen op ons. Ik denk niet dat dit zal gebeuren maar de angst, de onzekerheid is er wel.”
Basel, de jonge Druus in Jaffo, vertelt me dat hij in het Israëlische leger heeft gediend, zoals nogal veel Druzen uit het noorden van Israël en uit de dorpen op de Golan-hoogvlakte.
“Ik ging nooit in mijn militaire uniform naar huis. Ik hield mijn dienst geheim voor mijn ouders. Dat doen we allemaal, want vanwege die angst voor Syrië is het niet verstandig onze ouders te laten weten dat we Israël dienen. Ik heb gediend omdat ik een Israëlische Druus ben en Israël mijn land is, dat ik wil verdedigen. Maar zo voelen veel oudere Druzen zich niet. Ze zijn er tegen dat wij jongeren in het Israëlische leger dienen. Dat is ons geheim.”
Volgens Basel – zijn naam betekent kracht – zijn er nogal veel jonge Druzen die in het Israëlische leger dienen en verspreid over Israël onderdak hebben gevonden tijdens hun diensttijd.
Hij werkt nu enige tijd in dat Griekse restaurant aan de kust bij Jaffo om, zoals hij zegt, “wat te verdienen.” Als afgezwaaide soldaat geniet hij enkele voorrechten. “Ik hoef bijna niks voor mijn studie te betalen en ik heb ook op staatskosten een ziekteverzekering.”
Hij lacht. “Ik ben een trotse Israëlische Druus. Israël is ook míjn land.”
Op een snikhete dag is dat in dit nogal verwarde land een krachtig en duidelijk geluid. Ja, denk ik, Israël moet de Druzen koesteren. In alle stilte dienen ze in Israëls elite gevechtseenheden, tot de rang van generaal.