Dit is weliswaar persoonlijk, maar toch van algemeen belang. Het gaat hoogstwaarschijnlijk om een slechte vakantie-investering in Turkije. Een paar jaar geleden brachten mijn vrouw en ik onze Israëlische en Nederlandse achterban samen in Green Palace, een schitterend oord aan de zee, met veel zwembaden, uitstekend eten, goede kamers, prettige bediening.
Dit jaar hebben we een uitgebreide familiereünie in dat lustoord voor de groten en kleintjes onder ons uit Nederland en Israël gepland en al betaald. Toen we het geld naar het reisbureau overmaakten, wisten we niet dat de crisis tussen Israël en Turkije zo snel en heftig zou escaleren. De Turken zijn echt door het lint gegaan. Terwijl ik dit op mijn plekje in Ramat Hasharon schrijf, zijn er al berichten dat ook de chartervluchten uit Israël naar Turkije op springen staan. Als het Turkse luchtruim inderdaad dicht gaat voor luchtvaart uit Israël, zijn wat ons betreft de poppen aan het dansen. Waarom hebben we niet voor een Israëlische zon-zee bestemming gekozen? Mijn Israëlische schoondochter heeft nu al de zenuwen. Via de kranten en radio heeft ze zich gestort op berichten over de schandalige manier waarop veertig Israëlische zakenlui en toeristen op het vliegveld van Istanboel werden ontvangen. Ze werden apart genomen en gedwongen tot de onderbroek zich uit te kleden. Een dergelijk bericht gaat je niet in de koude kleren zitten, nietwaar? Mijn aantrekkelijke schoondochter heeft geen zin vrijwel naakt voor gulzige Turkse ogen te paraderen. Ik begrijp van haar dat ze liever thuis blijft, in Ramat Hasharon, ook vlak bij de zee.
Dat een bron op het ministerie van buitenlandse zaken ruiterlijk heeft toegegeven dat Turken op het David Ben Goerion vliegveld ook een bijzonder onvriendelijke veiligheidsprocedure doormaken, doet geen afbreuk aan het zich snel ontwikkelende anti-Turkse sentiment in Israël. ‘Ik ga niet meer naar Turkije’, waren de eerste woorden van de taxichauffeur die van het vliegveld naar Ramat Hasharon reed. De afgelopen tien jaar hebben honderdduizenden Israëli’s in Turkije genoten van de gastvrijheid en natuurlijk nog meer van de bij Israëlische prijzen vergeleken goedkope Turkse vakantiepret. Dat is nu echt voorbij. Het zal de Turkse hoteliers beslist pijn doen in de portemonnee, maar daar heeft de streng Islamitische Turkse premier Erdogan geen boodschap aan. Hij heeft aanleidingen gezocht en gevonden ook, om op rekening van Israël toenadering te zoeken tot de Islamitische wereld, met een scherp oog op de grote veranderingen ten gunste van de Islam die zich daar voltrekken. Het is spijtig dat Israël hem die voorwendselen heeft voorgeschoteld. Niet zo lang geleden liet de arrogante onderminister van buitenlandse zaken Ayalon de Turkse ambassadeur opzettelijk op een lager stoeltje zitten bij een ontvangst op zijn ministerie. Via de radio pochte hij over de les die hij de Turk had geleerd. Dommer kan het niet.
De anti-Palestijnse politiek van Israël heeft in de loop der jaren de anti-Israëlische sentimenten in Turkije langzaam maar zeker aangewakkerd. Israël heeft niet begrepen of willen inzien dat er zoiets als een Islamitisch solidariteitsgevoel is. Een vredesdoorbraak met de Palestijnen, nu nog, of twintig jaar geleden, zou naar mijn oordeel een dergelijk dramatische wending in de relaties tussen Israël en Turkije hebben voorkomen. Maar wat heb je aan dat inzicht? Niks! De botsing met Turkije over de gewelddadige entering van het Turkse konvooi naar Gaza, waarbij negen Turken omkwamen, is indirect een uitvloeisel van het Israëlisch-Palestijns conflict. Ja, het was een Turkse provocatie. Dat wisten we wel. Juist daarom had Israël niet in die val moeten lopen. Er waren andere manieren om de Turkse boottocht naar Hamas in Gaza te onderscheppen. Ik zou het verstandig hebben gevonden indien Israël bij monde van Netanyahoe Turkije verontschuldigingen had aangeboden. Geen zwakke spijt maar moedige mannentaal. Maar ja dat kan je om binnenlandse politieke redenen van deze nationalistische regering in Jeruzalem niet verwachten. ”Wij gaan nooit door de knieën, voor niemand”, is het motto in de Israëlische hoofdstad. Okay, dat klinkt goed maar is slecht voor de economie om maar wat te noemen. Het ziet er naar uit dat zelfs de lucratieve militaire banden met Turkije worden doorgesneden, dat er een kink komt in de kabel van handel. Misschien mag El-Al niet meer boven Turks grondgebied vliegen. Dat is al vervelend genoeg. Maar ik vind het aanhalen van de betrekkingen tussen Turkije en Egypte ernstiger. Sleept Turkije Egypte mee in een extreem anti-Israëlische politiek bijvoorbeeld naar aanleiding van de Palestijnse kwestie? Het zijn echt moeilijke dagen voor Israël. ‘Laat Erdogan kalmeren’ las ik in een Israëlische krant. Misschien kan president Obama of de EU de op hol geslagen Turk tot rede brengen. Want, en dat is echt zo, de Turken slaan met hun anti-Israëlische hysterie een internationaal modderfiguur. Ik raad de lezers van deze column aan er bij stil te staan dat Turkije bijna vijfhonderd jaar over grote delen van het Midden-Oosten heeft geregeerd. Tot de Eerste Wereldoorlog. Die gedachte aan ‘Groot-Turkije’ is in Ankara, bij bewindslieden daar, even levend als de versleten gedachte aan ‘Groot-Israël’ uit de koker van het revisionistisch zionisme.