Bericht uit Israël.
Raketten uit Gaza jagen tot Beersheba en Ashdod mensen de schuilkelders in. Je zou dan verwachten dat de voor politieke en militaire ontwikkelingen gevoelige beurs - de moderne thermometer - zou zakken. Maar in Israël, het land van historische en recente wonderen, kruipt de beurs langzaam maar zeker omhoog. Waar en aan wie kan je dat verschijnsel uitleggen?
Ik ben weer in Israël, om de achtste verjaardag van mijn kleindochter te vieren. Ik heb zojuist in een café in Ramat Hasharon een kopje koffie gedronken in gezelschap van mijn charmante vrouw. Daar viel niets te bespeuren van de spanning in het zuiden. De hele dag niet. Het oorlogsgeweld is naar de radionieuwsdienst, tv en kranten te oordelen, aan de orde van de dag. Laat ik het anders zeggen: de Israëli’s zijn er aan gewend. Leuk vinden ze het natuurlijk niet maar om te gaan zitten treuren ... Nee, dat zit niet in de aard van het beestje. Tegen de klippen op is dit een optimistisch en levenskrachtig land. Terwijl de raketten terreur zaaien en een oorlog met Iran over het nog niet bewezen voornemen van Teheran een atoomwapen te ontwikkelen, dreigt, kijkt Israël hoopvol naar de toekomst.
Nu weet ik uit ervaring wel dat je Israëlische plannen en voorspellingen met een korreltje zout moet nemen. Maar laat ik u even een inzicht geven in de toekomstvisie. In 2015, dus over een paar jaar, rekent Israël op vijf miljoen toeristen. Om de groei van 3.4 miljoen toeristen naar vijf miljoen in 2015 op te vangen, komen er maar liefst 1700 hotelkamers bij. Het inkomen uit het toerisme zal tot 37 miljard shekel, ruim zeven miljard euro, stijgen. Ook komen er 400.000 banen bij. Wat zeggen die cijfers? Het antwoord moet zijn dat Israël dan in vrede leeft. Want als de schietpartijen met de Palestijnen aanhouden en de oorlogsdreiging met Iran blijft, kan Israël die toeristenexplosie wel vergeten. Deze cijfers zijn opgesteld door de directeuren-generaal van alle ministeries. Die moeten er toch vanuit gaan dat er rust in de tent komt. Anders doe je toch niet zo optimistisch. Hier raak ik de essentie van Israël. Israël is ondanks alles een optimistisch, zelfverzekerd land. Waar de Israëli’s deze dagen bijzonder trots op zijn, is het succes van de antiraketinstallaties die een groot percentage van de raketten die uit Gaza op Israël worden afgevuurd, in de lucht onderscheppen. Of dit door de Israëlische hightech-industrie ontwikkelde defensieve wapen ook effectief zal zijn tegen mogelijke lange afstandsraketten uit Iran, weet ik niet. Maar ik veronderstel dat deze Israëlische technologische sprong vooruit de met raketten uitgeruste vijanden van Israël aan het denken zet. Het is net schaken. Israël lijkt de vijand een tempo voor te blijven. En dat geeft ondanks de tegenslagen die het land heeft gekend een veilig gevoel. In weerwil van de oorlogen, de terreur en de massa-immigratie is Israël onder moeilijke omstandigheden een welvaartsstaat geworden. De tegenstellingen tussen rijk en arm zijn groot en worden helaas steeds groter. Toch is er voor iedere Israëli een sociaal vangnet, geen vetpot, dat niet natuurlijk.
Deze keer laat ik Netanyahoe in deze column rusten en geef ik ook niet het woord aan diegenen die hem waarschuwen Israël niet in een militair avontuur tegen Iran te storten en het hem meer dan kwalijk nemen dat hij de sjoa gebruikt om over Iran zijn gelijk te halen. Dat is demagogie Israël onwaardig. Toen waren er Joden, nu is er een Joods land dat zich zelf kan verdedigen.