“Ik heb in jungles en schuttersputjes gezeten en ik heb gezien dat de hoofden van vrienden er vanaf werden geschoten.” Dat zei Chuck Hagel, de door president Barack Obama aangewezen minister van defensie in 2006 toen hij, zoals nu door de haviken, de neo-cons, voor een verwerpelijke pacifist werd uitgemaakt. Zijn tegenstanders uit deze kringen, onder wie de bekende Joodse superhavik William Kristol, zijn het niet vergeten dat Chuck tegen de oorlog tegen Irak was en ook weinig sympathie heeft voor de Amerikaanse interventie in Afghanistan. Maar wat hen het meest irriteert is dat Chuck zich terughoudend opstelt ten aanzien van een aanval op Iran en ook een kritische kijk heeft op de Israëlische nederzettingenpolitiek. Enigszins gechargeerd zou je kunnen zeggen dat Obama een pacifist op het ministerie van defensie wil die het mes zal zetten in de gigantische Amerikaanse defensie-uitgaven en niet een twee drie zijn okay zal geven aan nieuwe Amerikaanse militaire avonturen.
Wat Kristol en andere Joodse persoonlijkheden in de VS ook dwars zit, is dat Chuck AIPAC eens een Joodse lobby heeft genoemd die politici intimideert. Dat heeft Chuck niet verzonnen. Dat is de waarheid. Door mijn vele journalistieke activiteiten heb ik AIPAC van binnen uit leren kennen en geleerd dat deze invloedrijke lobby een keiharde Israëlische koers in Washington heeft gevolgd. Ik weet dat ook uit ervaring. Een studievriend van me, van de Johns Hopkins Universiteit, werd hoofdassistent van een lid van het Congress. Toen zijn baas zich al in 1974 uitsprak voor erkenning van de PLO werd hij het doelwit van AIPAC. Hij werd niet herkozen. They dare to speak out van de hand van Paul Findley (twintig jaar lid van het Congress) is een boek dat ik lang geleden in Washington kocht. Daarin wordt uitvoerig beschreven hoe AIPAC met geld - tv-spots etc - politici die de moed hadden Israël te bekritiseren, kapot maakte.
De tijden zijn veranderd. Er is een aan invloed winnende Joodse anti-AIPAC pressiegroep, J-street, die wel met Chuck op defensie kan leven. Voor Israël heeft dit nieuwe Amerikaanse realisme grote gevolgen. Niet morgen maar wel op de wat langere duur. Ik veronderstel dat Netanyahoe na 22 januari premier zal blijven. Hij hoeft zich niet neer te leggen bij een Amerikaans dictaat maar wel zal hij rekening moeten houden met een nieuw Amerikaans isolationisme, een nieuw verschijnsel op het internationale politieke toneel. Israël zal niet meer automatisch op Amerikaanse steun kunnen rekenen. Dus ook geen Amerikaanse steun aan een Israëlische militaire actie tegen Iran. Ik denk dat de veranderingen in Washington van invloed zullen zijn op de vorming van een nieuwe Israëlische regering na de komende verkiezingen. Realisme zal dan de harde verkiezingsrethoriek vervangen. Naar het zich laat aanzien, afgaande op opiniepeilingen, kan Netanyahoe weer een rechtse regering vormen. Ik sluit echter niet uit dat hij naar het midden zal zwenken en een regering zal vormen met een centrumpartij. Rest de vraag, de belangrijkste vraag: wie is Netanyahoe. Hij heeft in een elite-eenheid gediend, hij heeft gevochten, hij heeft zijn broer verloren. Kortom, hij zou zo kunnen voelen en denken als Chuck, de veteraan uit Vietnam. Of is Netanyahoe nog een ideoloog, uit de stal van zijn ultra-nationalistische vader? Gelooft hij nog steeds in de ondeelbaarheid van het 'land van Israel'?
Dat zal na 22 januari moeten blijken. In het belang van Israël zou hij de grote Israëlische schrijver Amos Oz moeten tegenspreken die hem er een paar dagen geleden van beschuldigde de meest anti-zionistische Israëlische politicus aller tijden te zijn. We zullen het antwoord over niet al te lange tijd weten. Ontsnappen aan de realiteit is geen optie. Dat is mijn mening.