Journalisten hebben de toch wel wat eigenaardige gewoonte op reportage in het buitenland hun verhalen ook op te hangen aan gesprekken met taxichauffeurs. Niet zo'n gek idee, omdat deze mensen met Jan en alleman in aanraking komen, van hoog tot laag, en daardoor door ons journalisten gezien worden als de thermometer van de werkelijkheid. Deze week hield ik een taxi aan nabij de Jaffopoort in Jeruzalem. De chauffeur stopte zijn KIA-taxi in het drukke verkeer, trotseerde een paar claxons en reed ons naar onze bestemming in de King Georgestraat in Jeruzalem. Zoals dat standaard is, vroeg de man waar we vandaan kwamen. Nederland. “Goed land, goede mensen,” zei hij. En toen, zonder enig initiatief van mijn kant, zei hij “ik ben Christen.” In korte tijd maakte de man mijn vrouw en mij duidelijk dat samenleven met de Moslims onmogelijk is. Ze hebben geen respect voor ons, ze gunnen ons onze aanwezigheid in Palestina niet, ze vinden ons minderwaardig, ze haten ons. Na deze tirade tegen de Moslims en de Islam prees hij de Joden om hun openheid en verdraagzaamheid. “Met de Joden heb ik het goed, de Joden vertrouw ik. Ik heb wel Joodse maar geen Moslimvrienden ...” Lang heeft het gesprek met deze Palestijnse Christen niet geduurd. Ik vroeg hem of hij dochters heeft. Wat zou hij doen als één van zijn dochters met een Moslimvriend zou thuiskomen? Het antwoord klonk als een afgaand pistool.
“Ik zou al mijn banden met haar verbreken.” Om te voorkomen dat die ramp hem zou overkomen heeft hij zijn dochters naar een Christelijke school in Jeruzalem gestuurd. Ik vroeg hem of hij in het voetspoor van zoveel Christenen, Jeruzalem zou verlaten. “Natuurlijk niet. Dit is mijn stad. Ik ben niet bang voor de Moslims. Wij wonen in onze eigen Christelijke wijk in Jeruzalem of in Beit Hanina.” Toen kwamen we bij het hotel aan en kwam een einde aan dit gesprek. Leerzaam is het wel, als je bedenkt dat de Christenen het in de Moslimwereld heel moeilijk hebben. Toen ik in 1967 in Bethlehem kwam, had de stad een duidelijke Christelijke meerderheid. Die meerderheid is, na het akkoord van Oslo en door provocaties van Moslims, tot een minderheid geslonken. De Christenen in Bethlehem zijn massaal naar Zuid-Amerika vertrokken of hebben voor een toekomst in Australië of Canada gekozen.
De paradox is dat het enige land in het Midden-Oosten waar de Christenen in aantal toenemen, Israël is. Uit de vroegere Sovjet-Unie zijn, onder de ruim een miljoen Russische immigranten, driehonderdduizend Christenen naar het Beloofde Land gekomen. De aanpassing van de Wet op terugkeer maakte mogelijk dat het nageslacht van een Joodse opa of oma op alija kon komen. Doordat het belijden van de Joodse godsdienst in de Sovjet-Unie verboden was, verwaterde het jodendom en deden zich op grote schaal gemengde huwelijken voor. Gewoon uit historische goedheid heeft de staat Israël ook voor de nakomelingen van Joden, die halachisch geen Joden zijn, de poorten geopend. Zolang er in Israël geen scheiding van staat en synagoge is kunnen deze immigranten hier niet trouwen.
Als ik het goed heb, komt daar op twee niveaus verandering in: legerrabbijnen nemen deze ongelukkige immigranten sneller in het jodendom op dan rabbijnen van het rabbinaat, maar ook opent Israël zich langzaam maar zeker voor het civiele huwelijk. Het debat daarover is in volle gang. En dat geeft de burger moed.