Een eerbetoon aan en waardering voor de bijzondere Mensch Philip - voor velen Gerry – Mok is op zijn plaats bij Crescas. Met zijn heengaan verliest het NIW, maar ook de Joodse gemeenschap, een journalist in hart en nieren. Een man met een zwaar oorlogsverleden, die zich vanuit het archief van De Telegraaf opwerkte tot chef buitenland bij Elseviers Weekblad.
Ik neem op deze pagina mijn hoed af voor het doorzettingsvermogen, de intelligentie en de strijdlust van Gerry. Ik leerde hem kennen in Amsterdam toen ik als jong verslaggever bij Het Parool werkte. Ook in Israël, waar ik correspondent werd, ontmoette ik hem enkele keren. Hij hield met heel zijn wezen van Israël. Zo groot was zijn liefde en ook bezorgdheid voor dit land dat hij een blinde vlek ontwikkelde voor de andere kant van de medaille. Ik begreep hem goed, zonder het met hem over de Palestijnse kwestie eens te zijn. Dat leidde tot stevige discussies, zelfs tot spanningen tussen ons. Maar nooit verwarde ik mijn warme gevoelens voor hem met zijn soms te harde ideeën. Dat was wederzijds, denk ik. Als hij me zag in de broodjeszaak van Sal Meijer in de Scheldestraat omhelsde hij me als een broer. Dan vielen meningsverschillen weg in een warm Joods gevoel van lotsverbondenheid.
Ik weet dat ik hem lang geleden een keer echt pijn heb gedaan toen we discussieerden over de Israëlische nederzettingenpolitiek, over Israëls territoriale expansie. Vooral de laatste jaren had ik soms moeite met zijn persoonlijke aanvallen op Rabin en Obama in zijn columns in het NIW. De Amerikaanse president Barack Obama werd kort na zijn verkiezing door Mok weggezet als ‘een Israël-hater’. In een ‘tegencolumn’ in het NIW heb ik daar ernstige bezwaren tegen gemaakt, evenals tegen de beschimpingen van Jitschak Rabin, de ondertekenaar van het door Mok verfoeide akkoord van Oslo. Door zijn ideeën en manier van uitdrukken was hij een omstreden doch ook in brede kringen gewaardeerde journalist/commentator. Wij zullen hem missen. Ik om het debat, anderen om zijn visie.
Van geheel andere orde is de controverse rond het provocerende gedicht – Was gesagt werden muss - dat de Duitse Nobelprijswinnaar Günter Grass in de Frankfurter Allgemeine vorige week publiceerde. Israël brengt de wereldvrede in gevaar, Israël is uit op de vernietiging van het Iraanse volk, Duitsland mag geen onderzeeërs meer aan Israël leveren. Het gedicht, nou ja als je deze uitbarsting van anti-Israëlische emotie zo wilt noemen, sloeg in Israël en in Duitsland in als een atoombom. Wat bezielde de 84-jarige Grass toch om als oud-soldaat bij de Waffen-SS, hij was toen 17 jaar, zo stompzinnig uit zijn loopgraaf te komen. In het gedicht geeft hij aan wegens zijn verleden kwetsbaar te zijn voor demagogische kritiek. Nou die heeft hij gekregen, van hoog tot laag, in Duitsland en in Israël. Grass werd meteen door Israëlische woordvoerders als een antisemiet van het ergste soort uitgemaakt, een mof die voor het Pesachfeest het eeuwenoude sprookje van het slachten van een jongentje voor het bloed, om matzes mee te maken, allegorisch nieuw leven in blies. De Israëlische minister van binnenlandse zaken, Eli Shai, besloot Grass het recht te ontzeggen voet op Joodse bodem te zetten in Israël. Marcel Reich-Ranicki, de grote Duits-Joodse literatuurdeskundige, schreef dat het gedicht waardeloos is en dat Grass miskleunt door Israël aan te rekenen Iran te willen vernietigen terwijl het juist andersom is. Je kunt er van denken wat je wilt. Je kunt de emotie de vrije loop laten. Maar, en dat moeten we niet over het hoofd zien, Grass heeft in Duitsland vanuit zijn hoge morele positie als Nobelprijswinnaar een taboe doorbroken en daarmee kritiek op Israël rugdekking gegeven. Grass heeft een dijk opgeworpen waarachter anderen zich kunnen verschuilen om Israël vanuit objectieve en ook subjectieve motieven (antisemitisme) te bekritiseren. Ik ben van oordeel dat Grass heeft geblunderd. Maar om hem in de hoek van de antisemieten te plaatsen, gaat me te toch te ver. Zijn gedicht is niet tegen Israël gericht maar tegen de regering Netanyahoe die volgens Grass de wereldvrede in gevaar brengt. Dat onderscheid moet in de uitgebarsten discussie rond het stomste gedicht aller tijden niet uit het oog worden verloren. Het is jammer dat Gerry Mok er niet meer is. Hij zou van Grass in het NIW worst hebben gemaakt.