Toen ik in 1963 werd toegelaten tot de Johns Hopkins University, School of Advanced International Studies, werd ik op mijn eerste dag op de campus ontboden door de conrector. Hij keek me aan en vroeg me zomaar, zonder enige aanleiding, wat ik ervan zou vinden als de VS een atoombom op Cuba zou gooien. Ik aarzelde niet: “Dat is geen goed idee, dat is moord.”
De rector had zijn punt gemaakt zonder dat ik me toen bewust was dat die vraag een politieke test was. Als ik gezegd zou hebben dat het een fantastisch idee is zo’n massa vernietigingswapen op Cuba te gooien dan had ik wellicht een ereplaats hebben gekregen bij de CIA. Na mijn antwoord niet natuurlijk. Ik werd in de ogen van de conrector een linkse rakker, een verkapte communist in de tijd dat senator McCarthy een heksenjacht lanceerde tegen alles wat een rode, communistische geur en kleur had.
Waarom haal ik vanuit Tel Aviv dit voorval op voor de lezers van de Crescas-nieuwsbrief?
Heeft u wel eens gehoord van de ultrarechtse Israëlische minister Amichai Eliyahoe?
Ik moest aan de conrector van de SAIS denken toen deze bewindsman zich in een radio-interview uitsprak voor het werpen van een atoomwapen op Gaza! Dat meer dan 200 gegijzelden die al een maand vastzitten in de tunnels van Hamas bij een nucleaire explosie het leven zouden laten, aanvaardde deze ultraorthodoxe Israëli als een bijzaak van de oorlog, alsof het er gewoon bij hoort.
Het nieuws over een atoombom op Gaza raasde de wereld door en is een atoombom op Israëls krampachtige pogingen de wereld van zijn gelijk te overtuigen. Premier Netanjahoe zette deze gek niet uit zijn regering, maar liet hem – heel beschaafd - weten dat hij maar een tijdje weg moest blijven bij de kabinetszittingen.
Tijdens een tv-panel bij Op1 in het begin van de oorlog, op 12 oktober, zei ik dat er in Israël geen compassie is met de Palestijnen.
Frits Barend en nog een Joodse deelneemster aan het panel waren zichtbaar geschokt. Dat begrijp ik wel. Het is zo moeilijk te aanvaarden dat Israël in zijn wraak voor de massale slachting door Hamas op 7 oktober, de zwarte zaterdag op Simchat Tora, een meedogenloze oorlog voert in Gaza.
Inmiddels ben ik al bijna een maand in Israël. Het land is in zichzelf gekeerd en laat zich dag en nacht overtuigen dat het het absolute gelijk aan zijn kant heeft.
Daar is geen speld tussen te krijgen. Israëls politieke en militaire leiders beloven de in spanning levende Israëli’s – voortdurend opgeschrikt door raketaanvallen uit Gaza en ernstige incidenten langs de grens met Libanon – dat de oorlog tegen Hamas zal worden gewonnen. “Israël wint”, luidt de strijdkreet op tv-reclames, op muren en in kranten.
Tegen welke prijs? Is daar goed over nagedacht en wat is het eindspel?
De anti-Hamas emotie drijft Israël naar extreme opvattingen en de daaruit voortkomende harde oorlog in Gaza waarbij de Palestijnen een bijzonder hoge en pijnlijke prijs betalen.
Hun pijn voedt wereldwijd antisemitisme, maar dat raakt Israël in zijn verdriet om eigen verliezen niet.