Het Arabische oliegeld onderwerpt op steeds brutalere manier de internationale sportwereld aan zijn wil.
Ik verbaas me al jaren over de corrumperende macht van het Arabische oliegeld op de kunstmarkt. De stijging van de prijzen is adembenemend. Hoe kan dat? Houden de woestijnsjeiks meer van Rembrandt dan van hun kamelen? Zo zit dat natuurlijk niet. In de rijke oliestaten aan de Perzische golf verrijzen musea. En dus moeten er plaatjes aan de muren hangen – het liefst van Westerse groot- en kleinmeesters – om mee te pronken. Niet alle op kunstveilingen voor de oliesjeiks verworven kunst vindt een plaats in deze nieuwe musea. Ik heb me door iemand die het echt weet, laten vertellen dat meesterwerken van Europese schilders worden opgeslagen in de woestijn, in gekoelde containers! Geen primeur, want in Genève is ook enorme opslagplaats voor door superrijken gekochte kunst. Een bescherming tegen inflatie, tegen een beurscrash ook. Een Appel voor de dorst, zullen we maar denken.
Schandaliger vond ik het besluit van de UCI, de internationale wielerfederatie, om de wereldkampioenschappen in Qatar te houden. De jongens en meisjes moesten zich in de snikhitte van veertig graden Celsius in de strijd om de wereldtitel storten.
Hoeveel schuift dat voor de hoge heren van deze federatie? Televisiestations zonden de beelden uit van de met de hitte vechtende wielrenners. Daar gingen ze over de lege straten in Qatar. Geen hond stond aan de kant om de renners toe te juichen. Die Arabieren zijn niet gek. Die gaan toch niet op het heetst van de dag de straat op! En kijken naar vrouwelijke wielrenners in hun korte broekjes is natuurlijk een islamitisch taboe.
Een Nederlandse wielrenner zei dat het beslist onverantwoordelijk was onder deze omstandigheden, in deze hitte, te racen.
Ik ben niet de enige die zich aan het wielerspektakel in Qatar heeft geërgerd. Hugo Camps, de columnist van de NRC kon zich ook niet inhouden. Ik citeer: “De WK in Qatar laten zich weinig gelegen aan het hitteprotocol. Er moet gefietst worden, de eer van het land (Qatar) staat op het spel. Honderdvijftig kilometer in de woestijn bij veertig graden is vragen om te sterven, maar juist dat hoort voor de Federatie bij de koers. Uitdroging zou bovendien een zachte dood zijn.”
Arbeiders uit Nepal en India vielen als dode mussen van de daken bij de bouw van het stadion waar - eveneens in de hitte – de wereldkampioenschappen voetbal zullen worden gehouden. Wat een godsgeluk dat Nederland daar niet bij is om indirect de uitbuiting van vreemde arbeid in dat in dollars zwemmende woestijnlandje te sanctioneren.