En weer zit ik achter mijn computer om mijn wekelijkse bijdrage voor Crescas op ‘papier’ te zetten.
Ik fungeer in de Crescas-nieuwsbrief als een Israël correspondent op afstand. Ik bedoel daarmee aan te geven dat ik over Israëlische ontwikkelingen bericht zonder er vanuit Bilthoven met mijn neus bovenop te zitten.
Ten tijde van mijn langdurig correspondentschap in Israël ging ik er op uit. Ik ontmoette politici, schrijvers, collega’s, Palestijnen en diplomaten, niet alleen in het Midden-Oosten maar ook daarbuiten.
Dat directe contact met de Israëlische realiteit ontgaat me nu natuurlijk. Ik probeer die leemte, leegheid, op te vullen door te luisteren naar Reshet-Beth, te kijken naar het tv-station Khan 11 en Israëlische kranten te lezen, in het bijzonder Haaretz. En ik vertrouw natuurlijk op mijn journalistieke ervaringen in Israël. Op Netanjahoe en Olmert na heb ik alle Israëlische premiers geïnterviewd, inclusief David Ben-Goerion.
Ik heb altijd respect gehad voor Golda Meir, maar respect dekt mijn twijfels over haar staatsmanschap niet af.
Toen de voorzitter van het Joodse Wereldconges Nahum Goldmann in 1970 een uitnodiging kreeg van de Egyptische president Nasser om over vrede te spreken, sprak Golda haar veto uit over zijn bezoek aan Caïro. Indertijd vond ik dat erg onverstandig. Ik heb nooit beseft hoe diep haar wantrouwen in het Egypte leiderschap was tot ik vorige week in Haaretz een interview las met de diplomate Colette Avital. In dat interview onthulde zij dat Shimon Peres twee maal heeft geprobeerd haar seksueel in verlegenheid te brengen.
Boeiender vind ik haar onthulling over Golda Meir.
“Wat was zo belangrijk dat je te laat kwam me op te halen”, voer Golda in New York tegen haar uit op weg naar een belangrijk diner.
“De Egyptische president Anwar Sadat heeft op de tv gezegd dat hij bereid is naar Jeruzalem te komen”, antwoordde Avital.
“Geloof je hem? Het is waarschijnlijk goedkope propaganda. Hoe lang heb je op het ministerie van Buitenlandse Zaken gewerkt?”
Avital vertelt dat er tijdens het diner waar Golda aanzat over niets anders werd gesproken dan over het historische gebaar van Sadat.
Golda werd door iedereen gevraagd wat zij ervan dacht.
“Ze antwoordde dat als het waar is dat het begin is van het einde van de staat Israël.”
Deze onthulling van Colette Avital bevestigde mijn vermoeden dat Golda’s wantrouwen over de Egyptische intenties zó diep was geworteld dat zij uit angst eerder niet kon bevatten dat Gamal Abdel Nasser vrede wilde sluiten met Israël op voorwaarde van de Israëlische ontruiming van de Sinaï-woestijn.
Over wantrouwen gesproken. Toen het Egyptische vliegtuig met president Anwar Sadat in 1978 op het vliegveld bij Tel Aviv landde, lagen op het dak van de ontvangstzaal scherpschutters achter mitrailleurs. Ik heb ze gezien. De Israëlische veiligheidsdienst hield er rekening mee dat uit het vliegtuig niet Sadat zou stappen maar zwaar bewapende Egyptisch commando’s die het aangetreden Israëlische leiderschap zouden vermoorden. Jitschak Rabin bevestigde op een vraag van mij op het vliegveld dat die angst inderdaad bestond.
Ik wil niet chargeren maar toch aan de lezers de vraag voorleggen of zij zich kunnen voorstellen dat het aanvaarden van een Palestijnse staat in bezet gebied het einde van Israël zou kunnen zijn.
Golda Meir zou dat misschien wel hebben gedacht.