Wat betekent het als Nederlandse Joden zeggen hartstochtelijk van Israël te houden en toch de bezettingspolitiek van het land van hun dromen verfoeien, haten zelfs?
Rabbijn Tamarah Benima in het laatste nummer van het NIW en Harry van den Bergh in zijn meest recente column op de Crescas-website hebben bijzonder heftig gereageerd op het besluit van premier Benjamin Netanjahoe kort na de Gaza-oorlog een groot stuk land op de Westelijke oever van de Jordaan, nabij Bethlehem, in te lijven. Tamarah Benima schreef dat het annexeren van Palestijnse olijfgaarden geen vredesbeleid is. “Dat is bezetting. Als ik het al haat, hoe moeten de Palestijnen er dan over denken,” schreef ze. Harry van den Bergh schreef naar aanleiding van dat Israëlische besluit: “Ik word wanhopig en ziedend. Wat valt er dan nog uit te leggen of nog te verdedigen?” Alvorens dat gevoel van wanhoop in woorden uit te drukken, schreef hij te behoren tot diegenen die overigens niet zonder voorbehoud Israël hartstochtelijk steunen.
Ik vraag me af of het goed en gezond is een land zelfs met voorbehoud te steunen dat aan je diepste menselijke waarden knaagt. Of moet je, wat me een beter uitgangspunt voor deze discussie lijkt, een onderscheid maken tussen politiek en land. Ik ga er vanuit dat Tamarah en Harry het idee Israël koesteren maar de Israëlische politiek ten aanzien van de Palestijnen en andere zaken afwijzen. Dat interne zielsdebat in de Diaspora in het algemeen, hoe pijnlijk en frustrerend ook, heeft geen praktische gevolgen doordat Joden buiten Israël geen deel hebben aan de Israëlische realiteit. Diaspora-Joden die van Israël houden zijn eigenlijk bannelingen van een idee. Door geboorte buiten Israël, en als gevolg van een besluit het natuurlijke vaderland te verkiezen boven het beloofde land, staan zij buiten de Israëlische werkelijkheid die echter wel hun ziel beroert. Zij zijn machteloze pionnen in het grote zionistische avontuur.
In Israël is dat anders. Israëlische staatsburgers die de politiek van hun land om dezelfde redenen als Harry en Tamarah (en ook andere redenen) verfoeien, hebben wel een keus. Ze kunnen Israël verlaten. Na de Gaza-oorlog is het debat over de ‘jerida’, emigratie, weer opgelaaid. Rogel Alpher, een Israëlische columnist, heeft in zijn laatste column in Ha’aretz uitgelegd waarom hij heeft besloten Israël de rug toe te keren. “Ik kan niet langer rechtvaardigen dat mijn kinderen hier leven. Het is een gevaarlijke plaats, die veel meer van je neemt dan het geeft, om redenen die ik niet aanvaard.” Alpher heeft het geloof in een humanistisch Israël verloren en heeft de hoop opgegeven dat er ooit een Palestijnse staat naast Israël komt. “Een binationale staat is een hel,” schreef hij 31 augustus in Ha’aretz. Rogel Alpher voelt zich wereldburger, en met een buitenlands paspoort op zak zegt zijn Israëlische en Joodse identiteit hem niets.
Van verschillende kanten is er bijzonder scherp en emotioneel op ‘het verraad’ van Alpher gereageerd. Ik wil hier slechts de bijzondere reactie van Uri Avneri, de veteraan-zionist en strijder voor Palestijnse onafhankelijkheid, weergeven:
“Rogel Alpher is wanhopig. Hij ziet de slechter wordende situatie. Hij gelooft dat hij niets kan doen om de komende ramp te voorkomen. Hij voelt zich een vreemde in zijn eigen land. Hij heeft besloten te emigreren. Ik wil hem zeggen: Kom op je beslissing terug. Ik begrijp je. Toch doe ik een dringend beroep op je om op je beslissing terug te komen. Sinds ik behoor tot diegenen die de Staat vestigden, en sinds ik er ook voor heb gebloed, geef ik het land niet zo gemakkelijk op. Ik vecht er voor, voor het karakter ervan, voor de toekomst, zo lang ik daartoe in staat ben. Mijn vrouw vroeg me eens in een moment van wanhoop of ik ooit zou overwegen te emigreren. Ik antwoordde haar dat ik dat zou doen als er een fascistische dictatuur opstaat en oppositie onmogelijk zou zijn. Alleen dan zou ik weggaan. We zijn nog heel ver van dat moment verwijderd. We kunnen nog weerstand bieden, nog demonstreren … in het kort: tegenwicht geven aan de huidige stroming. Het enige gevaar dat ons land bedreigt, is naar mijn oordeel als we de besten van ons nageslacht verliezen. We zullen op het slagveld niet worden verslagen. Dit is een gevecht voor ons huis. We hebben echt geen ander huis. In iedere andere plaats ben je een vreemde, zonder wortels. Een vriend van me in het buitenland zei eens tegen me: ‘Een vaderland is een plaats waar je kwaad wordt’. Als woede in je botten brandt, is het een teken dat je vaderland hier is. We hebben je nodig Rogel. We vechten voor ons land, voor ons leven, voor onze toekomst,” aldus de 90-jarige Uri Avneri in Ha’aretz.
Een recente opiniepeiling geeft aan dat 30 procent van de Israëli’s overweegt te emigreren als zij de mogelijkheden zouden hebben. Deze peiling reflecteert niet het effect van de Gaza-oorlog. Hebben Harry en Tamarah daar een mening over?