Het Israëlisch-Palestijns conflict woekert in verschillende vormen voort. Nu is het woord aan de Veiligheidsraad van de VN. Met groeiende sympathie van de wereld als steunpunt verlangen de Palestijnen dat de Veiligheidsraad een resolutie aanneemt voor de stichting van een Palestijnse staat binnen de bestandslijnen van 1967. Vóór november 2016 moet deze resolutie handen en voeten krijgen en moet volgens de ontwerptekst de Palestijnse staat werkelijkheid worden.
Even ter verduidelijking: november 2016 is ook het einde van het presidentschap van Barack Hoessein Obama. Die datumbepaling is belangrijk. De Palestijnen rekenen er kennelijk op dat president Obama uit zijn winterslaap ontwaakt en zich zal inspannen om tot de oprichters van de Palestijnse staat te kunnen worden gerekend. Zal Obama de pro-Palestijnse resolutie in de Veiligheidsraad met een veto treffen of zal hij zijn ambassadeur opdracht geven zich van stemming te onthouden? Is daar in de Amerikaanse binnenlandse politiek ruimte voor? Zou een dergelijke afwijking van de traditionele pro-Israëlische Amerikaanse diplomatie in de VN niet in de kaart spelen van de voor herverkiezing vechtende premier Benjamin Netanjahoe? Het uitspelen van buitenlandse kritiek op zijn land is precies één van de verkiezingstroeven in de hand van Netanjahoe. Het is zijn nationalistische kaart! Obama wordt door het Palestijnse initiatief in een voor hem onmogelijke positie gemanoeuvreerd. Hij moet een soort modern Salomonsoordeel uitspreken over het recht van de Palestijnen en het belang van de strategische alliantie met Israël. Het wordt spannend, maar niet beslissend, zelfs niet als Amerika overstag zou gaan en voor de eerste keer Israël in de Veiligheidsraad in de kou laat staan.
Natuurlijk bekijk ik dit probleem vanuit het algemene Israëlische belang. Maar waarom zou het niet eens verstandig zijn in de Palestijnse-Islamitische huid te kruipen om een ander perspectief te krijgen? Ik krijg iedere dag een deel van de internationale pers onder ogen. Ik kijk ook regelmatig naar CNN en andere tv-stations. De invloed van het grote Arabische geld op de media is onmiskenbaar. Voor wie worden die afschuwelijke, groteske juwelen gemaakt die op de pagina’s van de International Herald Tribune prijken? Niet voor de Europese smaak. Die smakeloze zoetigheid gaat er in het Midden-Oosten, bij de sjeiks als pap in, als presentjes voor blanke vriendinnen die het saaie leven kleur geven. Er wordt buitenproportioneel veel over Dubai en de Emiraten geschreven. CNN zendt regelmatig uit vanuit Dubai. Qatar doet met het binnenhalen van de wereldkampioenschappen voetbal ook een duit in het zakje van de wereldwijde Arabische geldinvloed. Al Jazeera is een door Arabisch oliegeld gefinancierd internationaal tv-station. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de Arabische macht en invloed op de wereld. De oorlogen in Irak en Syrië doen daar weinig aan af. Daar komt het grote geld niet vandaan.
Probeer u nu eens in de ziel van een Islamiet in te denken. Hij weet of kan weten hoe machtig het Arabische geld is geworden. Hij weet nog iets dat zijn zelfvertrouwen sterkt: de islam is nu goed voor 23 procent van de wereldbevolking, uitgroeiend tot 26 procent tegen 2030. Het is de macht van het getal dat in de Islamitische ziel leeft of kan leven. Palestijnen kennen dat gevoel. Vaak zeggen ze dat het niet uitmaakt wat Israël wel of niet doet. ‘Wij hebben de tijd aan onze kant.’ Daarmee doelen ze op de grote Islamitische massa op de wereldbol, waaraan ze spirituele kracht ontlenen. Het is goed daar bij het licht van de Chanoekakaarsen over na te denken. Bij ons in Nederland, maar vooral in Israël.