Tijdens mijn lange correspondentschap voor NRC heb ik Israëlische leiders geïnterviewd, onder wie David Ben-Goerion en Jitschak Shamir. Informatie uit de eerste hand is voor kwaliteitsjournalistiek van het hoogste belang. Ik was een actieve spoorzoeker. Voor zover dat mogelijk was, doorkruiste ik in mijn Volvo 240 GL vanaf 1965 Israël en daarna de bezette gebieden. De weerslag daarvan is te vinden in honderden artikelen, reportages en interviews.
In deze column wil ik opmerkelijke interviews met premier Ben-Goerion, de stichter van de staat Israël en premier Shamir belichten.
Ik zal niet ingaan op de ingewikkelde achtergrond, maar in 1965 trad Ben-Goerion uit de Mapai, de moederpartij van Israël, en stichtte met Moshe Dayan en Shimon Peres de Rafi partij in de verwachting minstens twintig van de 120 Knesset-zetels te veroveren.
Het pakte tot Ben-Goerions frustratie anders uit. Hij moest zich tevreden stellen met slecht tien zetels, waardoor hij zijn greep op de politiek verloor en zich terug trok in kibboets Sde Boker in de Negevwoestijn.
Op vrijdagavond, kort na zijn nederlaag, sprak hij in het Mann auditorium in Tel Aviv. Ik sprak hem aan en vroeg om een interview. Hij stemde toe. “Kom morgen naar mijn huis in Tel Aviv”, zei hij.
“Morgen” was sjabbat. Met mijn religieuze achtergrond besloot ik uit respect voor de sjabbatrust van Ben-Goerion die dag niet naar hem toe te gaan.
Zondagochtend belde ik. “Waarom ben je niet gekomen?” vroeg Paula, Ben-Goerions vrouw op vinnige toon. “Uit respect voor de sjabbat”, antwoordde ik. “Daar hebben we niets mee te maken. God bestaat niet. Het interview gaat niet door.” Na nog twee telefoontjes nam Ben-Goerion de telefoon op. “Kom”, zei hij. “Vrede in het Midden-Oosten hangt af van China”, stelde hij tijdens het interview. Een bijzondere uitspraak in 1965, lang voordat China een wereldmacht werd.
Waarom breng ik deze episode nu in herinnering? In het kort: de eerste pioniers in Palestina (eind negentiende eeuw) waren marxistische jonge Joden uit Oost-Europa die God verwierpen. Ben-Goerion was een van hen.
Die sterk anti-religieuze instelling van de pioniersgeneraties heeft door massale immigratie van traditionele Joden uit de Arabische wereld en door het effect van de Zesdaagse Oorlog (juni 1967) op de Israëlische samenleving aan invloed ingeboet.
De grote gemeenschap van charediem in Israël vertrouwde op Gods bescherming bij het uitbreken van het coronavirus. Volgens Israëlische gegevens is zeventig procent van de charediem in deze over het land verspreide gemeenschappen met het virus besmet. In het begin van de crisis negeerden de charediem de beschermende veiligheidsvoorschriften van de regering. Gebed zou hen beschermen. We weten beter nu. Niet God maar de charediem hebben gefaald. Of beiden.
Het is maar hoe je het bekijkt.
Ben-Goerion vertrouwde niet op goddelijke bescherming voor en na de stichting van Israël, maar op de kracht van te willen en moeten overleven.
Premier Jitschak Shamir, een ideologische tegenstander van Ben-Goerion, geloofde niet om religieuze maar om nationalistische redenen in de ondeelbaarheidsgedachte van Erets Jisraël, het land van Israël.
Voor hem was terugkeer naar het land waaruit de Joden tweeduizend jaar geleden waren verdreven door de Romeinen een historisch en geen religieus recht.
Shamir had een duidelijke revisionistische kijk op de toekomst en status van de in 1967 bezette, ‘bevrijde’ gebieden. “We hebben die gebieden nodig om miljoenen Joden uit de diaspora op te vangen”, zei hij tegen mij tijdens een vraaggesprek in 1988, toen hij premier was.
Wat de drijfveren ook zijn, religieus of nationalistisch, Israël heeft bezet gebied in de wurggreep genomen, waarin voor Palestijnse onafhankelijkheid geen plaats is. Het duo Trump-Netanjahoe heeft annexatie op de agenda gezet: de volgende fase in Israëls drama.