In deze column richt ik mijn aandacht op de problematische column van Carolien Roelants in de NRC van 7 maart. Haar uitgangspunt om Israël te kruisigen wegens het uitblijven van openlijke officiële kritiek op de Russische inval/oorlog in Oekraïne roept dikke vraagtekens op.
Wat schreef zij: “Om maar met de deur in huis te vallen: is Israël wel zo’n voorbeeldige vertegenwoordiger van democratische waarden als het zelf altijd verkondigd? Waar ze maar even kan, gaat de Israëlische regering een publieke veroordeling van de zeer gewelddadige Russische overval uit de weg.”
Ja Carolien, Israël is een zeer levendige democratie waarin de Arabische stem tot zijn recht komt. In de realiteit van het Midden-Oosten is Israël inderdaad een voorbeeldige democratie, met natuurlijk ook van mijn kant onbehagen over de aanpak van het Palestijnse vraagstuk.
Ik wil haar er op wijzen dat er geen enkel verband is tussen de waarde van de Israëlische democratie en het uitblijven van kritiek op Poetin. In die gedachte zit een kronkel. Het uitblijven van officiële Israëlische kritiek op Poetin staat volledig los van het karakter van de waarden van de Israëlische democratie en heeft veiligheidsoverwegingen tot achtergrond.
De realiteit is dat Israël de enige democratie is buiten Europa die rechtstreeks met de Russische militaire macht heeft te maken, te weten in Syrië.
Het is een ingewikkeld probleem. De kern ervan is dat zowel Israël als Rusland islamitische terreur in Syrië bestrijden. Zo lang het duurt, heeft Israël in het Syrische luchtruim vrij spel om in coördinatie met Rusland doelen van Hezbollah aan te vallen. Zoals zondag jongst leden nog een luchtaanval nabij Damascus.
Het samenvallen van strategische belangen van Israël en Rusland in Syrië is onderdeel van de Israëlische veiligheidsdoctrine. Dat belang staat een Israëlische veroordeling van de Russische inval in Oekraïne in de weg. Moralisten zouden het graag anders zien en horen, lezen en zien dat premier Naftali Bennett Vladimir Poetin voor een oorlogsmisdadiger uitmaakt … hetgeen hij is.
De lof die hij dan zou oogsten bij NRC en elders in de wereld staat in geen verhouding tot het ‘verlies’ voor Israël.
Het Israëlische leiderschap van 1948 heeft aan het nationale belang altijd de grootste prioriteit gegeven. In de Joods-Israëlische wereld is na de Sjoa, en na de vele daaropvolgende oorlogen, een realiteitsbesef ontstaan dat geen ruimte laat voor op morele gronden gebaseerde kritiek. Het is een kwestie van overleven. Echte of verhoopte veiligheid doordrenkt het Israëlische denken.
Carolien de Gruyter schreef in haar NRC-column van zaterdag 5 maart dat het westen ongelofelijk naïef is geweest door zijn ogen te sluiten voor het Russische gevaar. Het geweeklaag klinkt uit alle hoeken, ook uit de mond van ministers en generaals.
En Israël dan, dat kleine land dat nu over een der best uitgeruste en geoefende legers ter wereld beschikt, uitgerust met strategische atoomraketten? Israël heeft wél de les geleerd van de geschiedenis in een vijandelijke omgeving.
Het is zeer twijfelachtig of Bennetts sjabbatvlucht naar Poetin bijdraagt tot een staakt-het-vuren. Maar zeker is dat hij opkwam voor de belangen van de Joodse gemeenschappen in Oekraïne en Rusland, die door de oorlog onder zware druk zijn gekomen. Ook heeft Bennett er bij Poetin op aangedrongen zijn handtekening niet te zetten onder een nieuw nucleair akkoord met Teheran, dat nu onder Amerikaanse druk nu in Wenen in de maak is. Voor Israël – maar ook voor Rusland – moet het nieuwe akkoord zodanig worden geformuleerd dat Teheran nooit een atoombom kan maken.
Dat is – hoe onwaarschijnlijk ook – in de huidige situatie een gezamenlijk Israëlisch-Russisch belang. Dat verklaart mede het voorzichtig manoeuvreren van Bennett tussen Moskou en Jeruzalem.