Onnozelheid kent geen grenzen, zeker niet als het om het schatrijke oliestaatje Qatar gaat. Wim Pijbes, de directeur van het Rijksmuseum, heeft er een bezoek gebracht. Uitgenodigd waarschijnlijk, op kosten van de uitpuilende schatkist daar. Hij heeft er gekeken en/of advies uitgebracht over de bouw van zes musea. In Buitenhof vertelde hij dat één van die musea zes maal groter zal zijn dan de oppervlakte van zijn mooie Rijksmuseum in Amsterdam. Zou hij de Qataren hebben gevraagd of Nepalese arbeiders onder condities van moderne slavernij die musea bouwen? De grote Britse krant The Guardian heeft onlangs onthuld dat Nepalese arbeiders bij de bouw van het luchtgekoelde stadium voor de wereldkampioenschappen voetbal bij wijze van spreken bij bosjes sterven. Misschien worden hun geraamtes in de reuzenmusea tentoongesteld. Waarmee moeten die musea worden gevuld? Ik vraag me af of Wim Pijbes daarover heeft nagedacht. Misschien overbodige kunst uit de kelders van zijn museum?
Het valt mij op dat er voor kunst bij de veilingen enorme bedragen worden neergelegd. Honderden miljoenen euro’s, zelfs voor moderne meesters. Door nauwkeurig de wereldpers te volgen, weet ik dat de vrouw van de sjeik van Qatar, Hamad Ben Khalifa Al Thani, met een uitpuilende buidel die bedragen op tafel legt. Deze mooie vrouw, geen grapje, heeft van haar man vrij spel gekregen om haar musea te vullen, zoals meisjes bij AH de schappen vullen. En dus schieten de prijzen van kunst omhoog met een niet bij te houden snelheid. Ze zal wel haar adviseurs hebben om het beste er uit te pikken, want dat ze zelf kunstgeschiedenis heeft gestudeerd of een Van Gogh kan onderscheiden van een Picasso heeft ze in dat op olie en gas drijvende oliestaatje waarschijnlijk niet geleerd. Als het wel zo is, bied ik mijn verontschuldigingen aan.
Ik schrijf dit zo cynisch op omdat ik me erger aan de knieval voor het grote geld in Qatar, een landje van nog geen anderhalf miljoen Arabieren, dat vier miljoen Aziatische stakkers uit India, Nepal en dergelijke heeft geïmporteerd om stadions, musea, hotels en de hoogste torens ter wereld te bouwen, onder erbarmelijke omstandigheden. Ik kijk op het TV-scherm mijn ogen uit naar de beslist indrukwekkende PR-campagne van Qatar. Al-Jazeera, het vlaggenschip van Qatar, heeft zich ontwikkeld tot een invloedrijk TV-station dat met eenzijdige berichtgeving revoluties in de Arabische wereld steunt of afvalt. En dan sponsort Qatar een grote Europese voetbalclub, en houdt het land een eersteklas vliegtuigmaatschappij met de modernste vliegtuigen in de lucht. En wie weet wat de sjeik en de sjeika aan vastgoed kopen in New York, Londen en misschien zelfs Amsterdam. Qatars olie- en gasrijkdom heeft dergelijke vulgaire vormen aangenomen, dat je kunt skiën in een groot koopcentrum in Dubai, waar Nederlandse baggeraars in de zee Palmeilanden hebben opgespoten die helaas een beetje zinken, zodat de er op staande villa’s onverkoopbaar blijken te zijn.
Qatar is het schoolvoorbeeld van de macht van het Arabische oliegeld. Wim Pijbes en anderen buigen hun hoofd er voor zonder te piepen over de mensenrechten die daar en elders in de Arabische wereld worden geschonden. Ik vraag me af waarom de Buitenhofpresentator zondag tijdens zijn gesprek met Wim Pijbes daar niet even aandacht aan besteedde. Een misser.
Wel veel geldinvloed, maar het aantal Nobelprijzen dat de Arabische trots heeft gesierd, is op de vingers van één hand te tellen. Het was de grote Egyptische schrijver Naquib Mahfouz - ik heb zijn werk gelezen - die de Nobelprijs voor literatuur op zijn naam heeft staan. Ja, en dan stuit ik toch op het wonder van de Joden die deze hoge eer ten beurt valt. Volgens statistieken kan slechts 0,2 procent van de wereldbevolking Jood genoemd worden. Maar dat handjevol Joden heeft wel 22 Nobelprijzen geïnd. Dat is de macht van de geest. Die is eeuwig en overstijgt de uitputtende olie- en gasvoorraden waarop vooralsnog de oliesjeikdommen zoals Qatar wellustig drijven.