Het is echt om te huilen. Waar? Bij de Klaagmuur in Jeruzalem. Ik weet zeker dat de onlangs overleden progressieve rabbijn David Hartman zijn stem zou hebben verheven tegen de arrestatie van tien vrouwen die zich met talliet en keppel bij de Klaagmuur tot God wendden. Dat is inmiddels een door de ultra-orthodoxie afgedwongen ritueel. Zodra deze voor godsdienstvrijheid vechtende vrouwen in zicht komen, gaat er van de orthodoxe opzichter van de Klaagmuur een telefoontje naar de politie. Zolang het Hooggerechtshof achter de exclusieve rechten van de ultra-orthodoxie bij de Klaagmuur staat, heeft de politie geen andere keus dan de dames te arresteren. Ze gaan niet de cel in, maar worden wel verhoord. Er wordt proces-verbaal opgemaakt dat zich voegt bij talrijke andere politierapporten waarin de misdragingen van deze naar religieuze vrijheid hunkerende vrouwen worden vastgelegd.
Ik sta voor de volle honderd procent achter deze moedige vrouwen van wie er pas driehonderd naar de Klaagmuur gingen om er Rosj Chodesj te ‘vieren’ maar door de politie werden gearresteerd en verjaagd. Toch zit er verandering in de lucht. Het breken van het ultraorthodoxe monopolie over de Klaagmuur moet gezien worden tegen de achtergrond van veranderingen in de Israëlische samenleving die bij de jongste verkiezingen aan het daglicht kwamen. Er is een groeiend protest tegen de greep van de orthodoxe partijen op de politiek. De vrijstelling van de studenten aan de jesjiwot is een belangrijk punt in het coalitieoverleg nu. Er zijn twee nieuwe partijen, die van Yair Lapid ‘Er is toekomst’ en van David Benett ‘Het Joodse huis’, die een einde willen maken aan deze ongelijkheid. ‘De lasten zijn voor iedereen’, is hun motto. Over religieuze vrouwenrechten hebben ze het nog niet. Maar als deze tendens, het protest tegen de politieke macht van de ultraorthodoxie, doorzet, kan het niet uitblijven dat er ook ‘verlichting’ komt bij de Klaagmuur, zodat deze duistere periode kan worden afgesloten. Zover is het beslist nog niet, maar ik voel aan dat de kiem voor verandering is gezaaid en al in de politiek uitkomt.
Professor rabbijn David Hartman, die op 81-jarige leeftijd overleed, behoorde tot die voorvechters. “De strikte tekstverklaring van de Joodse wetten is krankzinnig”, zei hij eens in een vraaggesprek met een Israëlische krant. Rabbijn Hartman plaatste de Jood in een vrije dialoog met God, in plaats van hem volledig ondergeschikt en onderdanig te maken. Hiervan uitgaande stond hij ook voor een moderne uitleg van de Joodse teksten waarin het woord ook op nieuwe manieren kan worden uitgelegd. Voor deze uitzonderlijke liberale rabbijn stond moraliteit op een hoger plan dan Joodse wetten. Vandaar ook zijn pleidooi voor een gelijkwaardige rol en plaats voor vrouwen in de Joodse samenleving in en buiten Israël. Rabbijn Hartman was ook een ‘vredesrabbijn’. Hij was voor een open dialoog met de Palestijnen en tegen de Israëlische bezettingspolitiek. Hij stichtte in Jeruzalem het Hartman Vredesinstituut. Thomas Friedman, de invloedrijke columnist in de New York Times, was één van zijn bewonderaars en raadpleegde hem vaak alvorens zijn stukken te schrijven. Door hem - maar niet alleen daardoor - werd rabbijn Hartman een bekende in de Joodse wereld in de Verenigde Staten, waar hij werd geboren en studeerde. In 1971 vestigde hij zich in Jeruzalem. Tijdens zijn leven heeft rabbijn Hartman beslist de bakens voor een nieuwe richting, Joods pluralisme, uitgezet. De toekomst zal naar mijn oordeel uitwijzen dat hij het jodendom en het Joodse volk binnen en buiten Israël een grote dienst heeft bewezen door onze religie los te wrikken uit het harnas van de verstikking.