Nir

Salomon Bouman

vrijdag 16 september 2016

Nieuws uit Israël, goed of slecht, prikkelt me altijd. Het zal er wel iets mee te maken hebben dat ik bijna veertig jaar in dat land heb gewoond, en er kinderen en kleinkinderen heb. Bijna iedere avond volg ik via mijn laptop Mabat, het journaal, en lees ik Haaretz en andere Israëlische kranten. Ook volg ik met mijn journalistieke instinct zoveel mogelijk wat er in de Nederlandse media over Israël verschijnt.

Het afgelopen weekeinde stuitte ik in NRC op een zeer uitgebreid en lezenswaardig interview met de betrekkelijk jonge Israëlische schrijver Nir Baram. Een zoon van de links-utopische minister Uzi Baram in socialistische regeringen van weleer.

Nir prikkelde me omdat hij het voor mij onbegrijpelijke standpunt huldigt dat de muur die Israël van de Westelijke Jordaanoever scheidt, niet om veiligheidsredenen zou zijn opgetrokken. Ik weet wel beter. Ik was correspondent in de tijd dat de verschrikkelijke Hamas-terreur Israël teisterde in de jaren negentig van de vorige eeuw. Cafés en autobussen vlogen de lucht in. Bij drukke plekken in bijvoorbeeld Tel Aviv of Afoela zorgden zelfmoordenaars ervoor zich onder de mensen op te blazen. Er ging vrijwel geen dag voorbij zonder een aanslag.

Er waren dus echt goede redenen om de Israëlische bevolking tegen deze terreurgolf te beschermen. Tegen die achtergrond werd de muur opgericht. Ik betreur dat een deel van de muur op bezet gebied werd gebouwd en enkele Palestijnse dorpen van Jeruzalem vervreemdde.

Nir Baram beweert in het interview ook dat de Israëli’s de Palestijnen niet (meer) kennen. Naar mijn idee is dat een onjuiste conclusie. Er werken nog dagelijks ongeveer tachtigduizend Palestijnen uit bezet gebied in Israël; er werken duizenden Palestijnen in en nabij nederzettingen in bezet gebied. En dienen er soms geen tienduizenden soldaten in bezet gebied die ook de Palestijnse realiteit zien en ervaren? En de half miljoen kolonisten dan?

Nir heeft gelijk dat de tijden voorbij zijn dat burgers naar de grote steden en dorpen in bezet gebied gaan om daar koopjes te halen op de markt, naar goedkope tandartsen gaan of in Palestijnse garages hun auto’s laten repareren. Dat de Israëlische collectiviteit blind zou zijn voor de Palestijnen gaat me veel te ver. Natuurlijk, het is onder geheel andere omstandigheden en voorwaarden, maar er wonen meer dan een miljoen (Israëlische) Palestijnen in Israël die via hun werk intensief contact hebben met de Israëlische samenleving. Ja, het is anders dan vroeger, maar van een blinddoek is geen sprake.

De conclusie van Nir na zijn rondreis door bezet gebied en gesprekken met Palestijnen is dat de twee-staten-oplossing zo dood is als een pier. Hoe haal je een half miljoen kolonisten uit hun huizen? En dus denkt hij dat er een soort losse confederale vorm moet worden gevonden, een 'dak' waaronder Israëli’s en Palestijnen kunnen coëxisteren. De kolonisten kunnen dan in het Palestijnse deel van de confederatie blijven en de Israëlische Palestijnen kunnen naast het Israëlische paspoort een Palestijns paspoort krijgen. Hoe en waar de Palestijnen bijvoorbeeld gaan stemmen, komt in het vraaggesprek met Nir helaas niet aan de orde. Het is een boeiende gedachte, als je tenminste het idee van een Palestijnse staat naast Israël laat vallen.

Misschien moeten we toch anders over dat eindeloze conflict gaan denken. Ondanks mijn kritische noten heb ik waardering voor de manier waarop Nir te werk is gegaan en in het voetspoor van David Grossman een reis door bezet gebied heeft gemaakt. Grossman deed dat in de jaren tachtig van de vorige eeuw en legde zijn ervaringen vast in een boek: Over de grens (The Yellow Wind).

Land zonder grenzen van Nir Baram verschijnt bij uitgeverij De Bezig Bij.

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.

Columns 2024

Columns 2023

Columns 2022

Columns 2021

Columns 2020

Columns 2019

Columns 2018

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011

Columns 0000