Dit is een kort bericht uit Israël. Waarom kort? Omdat het Palestijnse vraagstuk in slaap sukkelt.
Het is toch verbazingwekkend dat Obama en Romney in hun laatste debat over de Amerikaanse buitenlandse politiek de Palestijnse kwestie links lieten liggen. Syrië, Iran, Libië ... daar ging het om deze keer. Ik kan me voorstellen dat op het bureau van premier Benjamin Netanyahoe dinsdagochtend een fles champagne is open getrokken. Met een knal van vreugde. Hij is er in geslaagd met zijn campagne tegen Iran de Palestijnse kwestie bijna onder het woestijnzand te begraven.
Wie praat er nog over? Jimmy Carter, de Amerikaanse ex-president, die voor vrede in het Midden-Oosten bidt, merkte in Jeruzalem op dat er geen uitzicht is op een oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict. Dan maar een Staat waar Israëli’s en Palestijnen samen wonen? Dat wil Carter niet. Hij zit klem tussen zijn vredesvisie en de realiteit. Ik weet niet hoe het balletje verder rolt als Obama wordt herkozen. Wil hij wel druk zetten achter een doorbraak tussen Jeruzalem en Ramallah. Maybe.
Het viel me ook op dat de kaping van het Finse voedselschip voor Gaza door de Israëlische marine, in volle zee, minimale journalistieke aandacht kreeg. En dus hoor ik weer het bekende Israëlische liedje: de tijd werkt voor ons. Hangt er vanaf welke kant ze draaien.
Na deze woorden nam ik Ha-aretz uit mijn tas. Ik schrok. Wat geeft de kop aan? ‘De meeste Israëlische Joden zijn voor discriminatie van Arabische burgers’. Op alle gebieden, in Israël zelf en in de bezette gebieden. Opiniepeilingen zijn in mijn ogen niet heilig. Dus ik hoop maar dat het niet waar is dat 1/3e van de Israëli’s tegen stemrecht voor de Arabieren in Israël is, terwijl 69 procent gekant is tegen stemrecht voor 2,5 miljoen Palestijnen als Israël de gebieden annexeert. Amen.