Het vooruitzicht op een vredesregeling tussen Israël en de Palestijnen verdampt naar mate de tijd verstrijkt als sneeuw voor de zon. Het Amerikaanse ‘vredesplan van de eeuw’ is een dooddoener.
Wat is dan Israëls toekomst zonder vrede?
Internationaal bekende Israëlische schrijvers als David Grossman, Amos Oz en recentelijk ook Nir Baram hebben zich die vraag gesteld. Ze komen uit de humanistische hoek van het zionisme en verwerpen het messiaanse zionisme dat na 1967 de drijfveer is geworden voor de ontkenning van Palestijnse rechten.
Grossman en Baram hebben gemeen dat ze op grond van eigen waarneming – gesprekken met Palestijnen en kolonisten – tot het inzicht zijn gekomen dat de Israëlisch-Palestijnse politiek in een gevaarlijke impasse is geraakt. Grossman legde in de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn bevindingen neer in een toen zeer opzienbarend boek Over de grens (The Yellow Wind). Hij zag de trend, hij zag de negatieve invloed van de bezetting op de Israëlische democratie.
Nir Baram (zoon van een socialistische minister) reisde twee jaar door de bezette gebieden. Zijn ervaringen en observaties legde hij neer in een, dit jaar in het Nederlands verschenen boek Een land zonder grenzen.
Het is een belangwekkend document, maat ook een literair hoogstandje.
Als correspondent voor NRC heb ik ook jaren gereisd in de bezette gebieden en met Palestijnen, kolonisten en notabelen gesproken. Nu bijna een kwart eeuw geleden. Door het lezen van Barams diepgaande gesprekken met Palestijnen, kolonisten en de beschrijving van wat hij zag, heb ik een duidelijker beeld gekregen van de huidige, zeer gecompliceerde situatie in bezet gebied, waar 700.000 kolonisten zich vermengen met 2,5 miljoen Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, het geannexeerde deel van Oost-Jeruzalem inbegrepen.
Nir Baram heeft het geloof in een twee-staten-oplossing en een kleine Palestijnse staat naast Israël, opgegeven. Deze, in het Oslo-akkoord uit 1993 ingebouwde optie is door de grote veranderingen in bezet gebied niet reëel meer. Wat dan? Handhaven van de status quo? Ook dat lijkt Baram op den duur een onhoudbare situatie. En zo komt hij op de gedachte dat er misschien tóch een staat moet komen van de rivier de Jordaan tot aan de zee: het vroegere Britse mandaatgebied over Palestina. Een staat waar Joden en Palestijnen dan gelijke rechten hebben. Dat is het oude standpunt van de PLO, dat door alle Israëlische leiders hartstochtelijk is verworpen. Maar, zo redeneert Baram, de vestiging van zoveel Israëli’s in bezet gebied wijst in wezen de weg naar een eenheidsstaat, als Israël tenminste geen apartheidsstaat wil worden en gaan heersen over Palestijnen zonder rechten.
Ik heb de indruk dat Baram door zijn reis en bevindingen naar die conclusie, die ongetwijfeld door zijn Mapai-vader zou zijn verworpen, is toegegroeid.
Er is nog een andere Israëlische schrijver die onlangs in een krantenartikel tot de conclusie kwam dat de enige uitweg uit het conflict een eenheidsstaat is: A.B. Yehoshua.
De in 2018 overleden schrijver Amos Oz toonde zich in zijn laatste boek, De laatste lezing, niet gecharmeerd van het idee van Israëli’s en Palestijnen samen in één staat.
In 2004 publiceerde Amos Oz het boek Hoe genees je een fanaticus. In dat boek ontrafelt hij het messiaanse zionisme dat zich na 1967 van een deel van de Israëlische samenleving meester heeft gemaakt. Dat gegeven: de onderwerping van de Palestijnen in de bezette gebieden, heeft hem sindsdien niet meer losgelaten. Hij werd een vredesactivist. Niet op pleinen, maar in woord en in zijn literatuur.
Als hij het woord neemt, een lezing geeft, klinkt zijn waarschuwing door in de voor hem zo kenmerkende literaire stijl.
Dat maakt de lezing ‘Hoe moet het verder met Israël’, die hij in 2008 hield voor studenten in Tel Aviv, zowel qua inhoud als stijl zo belangrijk voor het inzicht in de worsteling van één van Israëls belangrijkste schrijvers met de bezetting.
Die prangende vraag stelde hij zich in De laatste lezing. Zijn antwoord was ondubbelzinnig duidelijk: als Israël niet kiest voor een twee-staten-oplossing, dat wil zeggen een Palestijnse staat naast Israël, heeft de in 1948 gestichte Joodse staat, als staat voor Joden en als de enige veilige vluchthaven voor Joden, geen toekomst.
Die indringende waarschuwing is het testament dat hij heeft achtergelaten.
Vergis u niet. Nadrukkelijk zei Amos Oz dat hij geen (naïeve) pacifist is maar een strijder voor vrede. Vrede voor Israël met een Joodse meerderheid. Een land dat zich met geweld moet verdedigen. Dat is de essentie van zijn denken. Het is de rode draad die door zijn lezing liep, een gedachte waaraan hij tot zijn dood in 2018 heeft vastgehouden.
Met dat in gedachten verwierp hij het idee van een binationale staat of een eenheidsstaat tussen de rivier Jordaan en de Middellandse Zee. Zo’n staat zal onherroepelijk een Arabische meerderheid krijgen: een schrikbeeld voor de Joodse minderheid. Amos Oz herinnerde er aan dat in 1967, toen Israël de Westelijke Jordaanoever bezette, Ramallah een grote christelijke meerderheid kende en Bethlehem, de geboorteplaats van Jezus, evenzeer. “Die christenen zijn er niet meer”, richtte hij zich bij wijze van waarschuwing tot Israëlische intellectuelen die wél in een eenheidsstaat geloven, in een vreedzame symbiose tussen Joden en Arabieren zoals ten tijde van Al-Andalus in Spanje.
In weerwil van dit historische voorbeeld, van de zeshonderd jaar durende Joodse bloeitijd in Spanje, zag Oz geen toekomst voor de grote Joodse gemeenschappen in de Arabische wereld.
Het is opvallend dat Amos Oz zich in zijn gesproken (lezing) testament ook zo duidelijk en zo krachtig als een Joodse, zionistische nationalist manifesteerde. Nationalist niet om te overheersen maar om Joden een veilige plaats onder de zon in Israël te bieden. De enige veilige plaats, zei hij met een blik op de pogroms in Oost-Europa en de Sjoa. Onder invloed van het historische lot van de Joden hield de humanist Amos Oz de studenten in Tel Aviv voor geen vertrouwen in de mensheid te hebben. Niet in de Palestijnen, niet in de Arabieren en evenmin in de christelijke wereld. De grenzen sloten zich voor Joden in nood vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog, zei hij, zoals familieleden ervoeren die geen visa kregen toen de dood op de loer lag.
In De laatste lezing klinkt het pessimisme van Amoz Oz door als een waarschuwing om de historische kans op een blijvende Joodse staat niet te verkwanselen. Wie zal de leider zijn die hoop biedt en de weg wijst naar een twee-staten-oplossing? “Dat weet ik niet”, zei hij. “Ik denk”, vervolgde hij, “dat de meeste Israëli’s diep in hun hart weten dat ze die operatie (deling, sb) moeten uitvoeren.” “Het is moeilijk”, erkende hij. “Maar niets is onomkeerbaar. Het is een kwestie van leiderschap.”