Is Israël een apartheidsstaat? Alvorens die beschuldigende aantijging van Human Rights Watch af te wijzen is er wel een soort van zelf opgelegde apartheid in de Israëlische samenleving te signaleren. Er is een verband tussen de unieke afzondering, geslotenheid ook, van de steeds groter wordende ultraorthodoxe gemeenschappen en de verschrikkelijke ramp bij de berg Meron.
De gemeenschappelijke deler van verschillende stromingen binnen de ultraorthodoxie is de ontkenning van het bestaansrecht van Israël.
Niet uit kwade wil, maar vanuit een diepe geloofsovertuiging. De komst van de Masjiach (Messias) is voor deze gelovigen een absolute voorwaarde voor de herrijzing van de Joodse staat, tweeduizend jaar na de vernietiging van de Tweede Tempel door de Romeinen.
We weten inmiddels dat Messias het heeft laten afweten, hetgeen de snelle groei van de ultraorthodoxe Joden in Israël niet in de weg heeft gestaan. Zij maken deel uit van de Israëlische realiteit waarvan zij de autoriteit niet erkennen.
Dat is de ideologische achtergrond van de ramp bij de Meron, die 45 gelovigen het leven heeft gekost.
De daar in extase komende Joden negeerden waarschuwingen dat de aanwezigheid van tienduizenden mensen in de nauwe straten en stegen op de berg tijdens het Lag baOmer feest tot een ramp kon leiden. (Dit religieuze feest vindt plaats bij de op de berg begraven rabbijn Shimon ben Jochai, die 1800 jaar geleden overleed en de schrijver zou kunnen zijn van de Zohar, het mystieke commentaar op de Tora. Grote vuren worden tijdens de feestelijkheden ontstoken ter herinnering aan de overlevering dat zijn huis tijdens zijn overlijden in het volle licht kwam te staan.
Premier Benjamin Netanjahoe zou er volgens Haaretz onder druk van de orthodoxe partijen van hebben afgezien het aantal gelovigen op de berg Meron tot tienduizend te beperken. De samenscholing van enkele tienduizenden op de berg was ook in strijd met de coronamaatregelen.
De ultraorthodoxen handelen vanuit een zelf opgelegde apartheid. Toch slaat Human Rights Watch de plank mis met de constatering dat Israël een apartheidsstaat is. Die bewering vindt groeiende weerklank in de wereld en roept associaties op met het Zuid-Afrikaanse apartheidssysteem.
Dat deze beschuldiging zo geloofwaardig lijkt, is een gevolg van de Zesdaagse oorlog in 1967, toen Israël Palestijnse gebieden veroverde.
Ik herinner me niet dat Israël ooit voor 1967 als een apartheidsstaat werd gekwalificeerd, hoewel er ook toen al binnen de grenzen van het land een belangrijke Palestijnse minderheid woonde. Ook toen was er sprake van discriminerende, anti-Palestijnse maatregelen zonder aantasting van fundamentele democratische rechten van deze minderheid. Veiligheidsargumenten speelden een rol, al was er bij confiscatie van Palestijnse grond zeker ook sprake van valse voorwendselen.
Onder andere omstandigheden herhaalt dit patroon zich in bezet Palestijns gebied.
Ik ken de Israëlische excessen, ik weet dat Palestijnen daar bloot staan aan discriminatie; ik erken ook dat Israël de mensenrechten van de Palestijnse bevolking aantast, maar dat maakt van Israël nog geen apartheidsstaat. Ook niet omdat racisme tegen de achtergrond van de geschiedenis Israël als een Joodse staat vreemd is. Joden weten als geen ander waartoe racisme leidt!
De 1.2 miljoen Palestijnen die in Israël binnen de grenzen van 1967 leven, wonen en werken in een land dat door geen enkele internationale organisatie of forum als een apartheidsstaat is gehekeld. Zij hebben dezelfde democratische rechten als de Joodse ingezetenen van Israël.
Dat A-woord is als gevolg van de Israëlische bezetting en de stichting van nederzettingen dé politiek geladen verbale strijdkreet geworden tegen Israël.
Zolang Israël afziet van annexatie van bezet gebied vervalt het beschuldigende A-woord, omdat Israël van de Palestijnen geen tweederangsburgers heeft gemaakt noch heeft willen maken.
Mocht er ooit een vredesregeling komen tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit dan moet Human Rights Watch het A-woord uit zijn vocabulaire schrappen.